De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio §§2r] [fol. §§2r] Ter eeren van het schrander en weergaloos Werck, van de verstandige Juffer Me-Juffr. Titia Brongersma. UYt uwe groote Geest en vwonderbare vvercken, Mejuffer Middagklaar kan ick daeruyt bemerkken, De vvaarheyt van 't verhaal 't geen Nasoos Phenix veer: In sijn herscheppings boeck, hoogdravend' stelt ter neer. Hy beelt Deucalion ons voor met steens te planten, Doch uyt geen lompe key maar 't puyk der diamanten, Soo reken ick Iuffrouw u af komst, want u Geest, 'k Behoef geen meer bewijs, bevestigt alder meest. Mijn stellingh, want ik sie rees voor hun glori swigten, D'uytnemenst uwer sex wiens deftige Gedichten Gy verder overtreft dan aen den Hemel trans De Son de sterren doet door gadelose glans, Selfs Sapho staat bedeest, ja valt uyt spijt aen't wenen, Nu Titia verrijst, nu is Sy uyt geschenen. J.H. FEDENSMA. Schilder. Vorige Volgende