De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 154]
| |
Toon: Sombre Forest.GY dreygt dan noch Diaan het Drijlsche wout,
En trekt met koker, boog, en pijlen
Ten strijde, waar sig meenig hert verhouwt
Die gy langst effen spoor op't schigtigst' naa komt ijlen
Om daar het vlugtig Wild helaas! te zien geknelt,
Schoon 't poogt u magt t'ontspringen,
Maar vergeefs al 't groot geweld,
Gy koomt de flitsen dringen
In de boesems, die ge veld.
Is 't niet genoeg dat gy Endimion
Geketend hebt, O! strenge wreede,
Is't niet genoeg dat om u quijnd de Sonn,
Of zijt gy noch niet met die schoone vangst te vreden
Verniel dan wat ge koont, koom koom doorschiet dit hert
Dat voor u leyd gebogen,
En u opgeofferd werd,
Doorboor het met u oogen,
Ach! verlos het van sijn smerd.
Soo sal ik dan Diaan voor u gesicht
Mijn leven storten, en u vragen
| |
[pagina 155]
| |
Hoe gy (die my door u bekoorlijk licht,
Op wieken menichmaal ten Hemel hebtgedragen)
Soo ongenadich zijt, O! kuyse nacht Godes,
Ik gaa gewillig sterven,
Koom berey mijn LijkCypres,
Nu ik de Liefd' moet derven,
Van mijn waarde Minnares.
|
|