De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de Bron-Swaan Van de Ed: in kunst, wetenschap en deugt uytmuntende Juffr. Titia Brongersma. WIe durft, vermaarde Sang-Heldin, Maar met een swakke vêer, Gaan treeden Pallas Tempel in, Dit hangend U ter eer? Hoe durft hy, die noyt dichten kon, Toch naad'ren tot uw' Swaane-Bron? Maar, Sangeres, uw' waardigheyt, En hoogh begaafde Geest, [Folio §7v] [fol. §7v] Die brengt hem tot vermeetelheyt, Uw' heuscheyt dekt hem meest, Ghy Nimphjes, komt het slecht te pas? Begiet hem met een waater-plas. Uw' Bron is als het Hoeve-nat Van Helicons valley, Schoon had men dan een gulp gehadt, Als men dien Maagden-Rey Maar sien mag, en het soet gekweel Mag hooren uyt uw Swaantjes keel. Verschoon dan, soete Dichterin, De drift van sijn gemoet, Een goede wil, zyn krachten min, Een heusche siel voldoet, Want wie kon doch, met eenig blijk, U, Vriesche Sappho, zyn gelijk? J.A. RAPPARDUS. Vorige Volgende