De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio §8r] [fol. §8r] Op de Titel-Print Vande Groninger Bron-Swaan, uitgegeven, door de Digtkunstige Juffr. Titia Brongersma. EEn Maagd, Apollo toegewijd, Schenkt ons (al grimt de bitse Nijd) Een geestig Boek, vol Mengel-dichten, Van soete stijl, beschaafd en net? 'T is recht een lieflijk oorbanket, 'T strekt tot vermaak, en om te stichten. De Teeken-geest, verbeeld ook hier Een ruwe Rotssteen op papier, Ten Toppunt bogtigh opgesteegen, Waar uyt dan mild een Aader vloeyd, Die tot een Bron of Beekje groeyd, Dat ruyschend' nêerwaards komt gezeegen. Een blanke Swaan! verlustigd 't oogh, Die spreid haar wieken naar om hoogh, En dobberd' soetjes op de baaren, Haar Hals gekruld, bekoorlyk kweeld? Waar door sy hert en zinnen streeld, Aanminniger dan duisend snaaren. [Folio §8v] [fol. §8v] Den oever van dit helden Kil, Bezoomd door Jufferschap, die stil Met 't hol der handen water scheppen? Dan zy uyt 't hagelwitte Vat Elkâar toebrengen 't Edel Nat, Welk Bronvocht zy begeerich leppen. Groninga toond zigh in 't verschiet, Als opgetoogen, mits zy siet Die suivre BronSwaan! wiens gesangen, Zo ryk, en deftigh toegeregt, Aan haare kroon, een Paarle hegt, Die daar sal glansrijk' eeuwigh hangen. Hoogdraavend draafd haar Heldentoon En Treur-gezangh, hoe soet en schoon Kan uyt het oogh noch traanen dringen. Haar Feest-Dight minlyk toegesteld! Van wien Haar Lof-en Jaar galm meld, Dies BronSwaan! gaat onsterflyk zingen. O Puyk van Grunoos Maagdeschaar! Ruk Lauwer-telgen by elkaar? Maar neen! hou u slegts stâagh verbonden Haar geest te roemen,'t geefd meer glans, Dan een geplukte Lauwer-krans, Waar mê zy is genoegh omwonden. JOH: JACOB MONTER Vorige Volgende