De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 235] [p. 235] By-vallen Plicht-offer Aan de E. J. de Wolff, Puyk Tekenaar, en Schilder binnen Groningen, die mijn Bron-Swaan, of Tijtel-Prent getekent heeft. SOo siet men dan het Swaantje op de Golff Van 't Brontje dert'len en aanminnig spelen, Waar het sijn Gorgel slaat, dat van een Wolff Begonstigt wert, die 't aangenaam komt strelen, Maar 't is geen Wolff als and're wolven sijn, Die sonder mede ly het al vernielen, Neen 't is een Mens alleen in Wolve schijn, Die doode Beelden kan door konst bezielen, Dies leeft het al door sijne Teken-veer: Waar van getuyge sijn dees Nimfe reyen Die op de water soom haar setten neer Om in de schaduw sig wat te vermeyen, Waar 't Rots gevaart een Spring-aar vloeyen doet (Door sijne Schagt:) die schijnt om hoog te springen, Waar in men sig O Wolff verwondren moet: En U ter Eer een Vrolijk Lof liet Singen, Want geen Apelles komt by U in't Schildren aan, Dat toont ge door U Geest op 't wesen van mijn Swaan. Vorige Volgende