De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Aan Juffer Klara Barthols Die van voorneem waar my te besoeken, doch belet door eenige voorvallen, wederom genoot wert. WYl my de Eer om V te sien mislukte Van gister doen Apol my deed' de weet, En met een sachte stem in d'ooren drukte, Stont ik om V t'ontfangen al gereet. Maar stierd' een post verdrietig door't verblijven, Verstont dat u een ander gaf belet: Waarom ik ben genootsaakt dit te schrijven, Dat ghy het woorneem noch hout vast geset. Ik sal in't kleyn vertrek: met Baucis tonen, Mijn hertendis: die voor u staat bereyt, Schoon Goden in geen strooyen hutten wonen Soo daalens wel omlaag in nedrigheyt. Wel dan u sal geen Bergge drogt doen schromen, Vrees niet voor die: die u tot aller tijt Vyt Konstgenootschap wil (soo ghy sult komen) Omhelsen, en u misdaat schelden quijt. Vorige Volgende