De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 222]
| |
Toon: Ma chere Liberte.WAt dach glans schijnt soo klaar in mijn verdooft Gesigt?
Wat ugten-roos ontluykt soo schoon in't vroege krieken?
't Is een lust de Perelbloem te rieken.
Wat Dag-glans schijnt soo klaar in mijn verdooft gesigt?
Ag! t'is Margreta die dus ligt.
't Is Cyprus die haar heeft in't Parlemoer geklonken,
Waar Pafos Heerscherin haar blonde scheedel kroont.
Het is De Mepsche die door 't stralen van'er lonken
Dien braven Kriex een gouden Son vertoont.
Wat dagh glans schijnt soo klaar in mijn verdooft gesight?
Ah! 't is Margreta die dus light.
| |
[pagina 223]
| |
Wel aan dan Nimphe-Rey bekrans dit blijde paar,
Wijl 't Goden-dom bepronckt haar brede Dans-zaletten,
En de faam dees Feest komt uyt trompetten,
Welaan dan Nimphe Rey bekrans dit blijde paar,
Vleght Mirthen Tijm-loof door malkaar,
Singh vry ten boesem uyt met hooge Hemel klancken,
Slaa lieflijk u geluyt tot door de dunne lught,
En wens haar Twee, dat sy (dien Aadelijke Ranken)
Staagh sijn in vree, en nooyt in droef gesugt,
Wel aan dan Mimphe Reybekrans dit blijde paar,
Vleght Mirth, en Tijm-loof door malkaar.
En ik (dewijl dat ghy u Bruylofst-dagen Eert,)
Sal schoon mijn Dicht-veer beeft, u mee doorplight bekroonen,
Doch versoek mijn vryheyt te verschoonen,
En ik: (de wijl dat gy u Bruylofts dagen Eert)
Gun u het geen u Ziel begeert.
Maar eer mijn schagt beswijkt, en Eerse u geleyden
Waar Hy men heeft bereydt het Echtlijk Ledicant
Soo wens ik nog voor 't laast de Heyl-rust voor u beyden
En dat gestaag in kuysche Liefde brant.
En ik (de wijl dat gy u Bruyloftsdagen Eert:)
Gun u hetgeen u Ziel begeert.
Eynde der Bruylofts-Gedichten. |
|