De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– AuteursrechtvrijToon, Un Bergercharmant.AH! waar vind ik troost
Nu mijn smert op 't groost,
Haar in het Hikken verpoost
Wijl 't hert veel bange sugtjes loost:
Waar door 't sig staag in vlammen roost,
Of sal dees grove Rots
Daar Menig scheeve Schots
Sig toont ter sijden
My in mijne Druk verblijden?
Neen O neen, dees Eensaamheyt
Selfs in een diepe rou bedolven leyt.
Want geen Tijger-dier
Nog geen Leeuw Brult hier
Of men hoort gans geen getier
Van Wolf gehuyl, of Slang geswier,
Nog nimmermeer de greetse gier
Die haar in't nare wout
In mos Spelonken hout
En ijslijk Schaatert
Dat het door de Bosschen klatert
Waar geen wint swalk ruijst ontrent
Nog Son een flikker van sijn stralen sent.
| |
[pagina 144]
| |
Daar sal ik de Rust
Soeken, wijl'tme lust
Hier door te werden gesust
Nu al mijn vreugt is uyt geblust
'T geen ik de Bergen maak bewust,
En ook dit graasig Dal,
Dat mijne Ween-plaats sal
Voor altijt weesen,
Wijl ik miss mijn Uytgeleesen
Om wien ik in Rouw verdwijn
En in dees woesteny alleen verschijn.
|
|