De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan mijn waarde Broeder Conraad Brongersma. 'T Is V bekent voor lang, hoe dat mijn Swaan Behagen had om in haar Bron te plassen, Om haar misschien te baden, of te wassen, Doch dorst' door vrees de stoutheyt nooyt bestaan Maar nu gesterkt, soo heeft se moet gegrepen, En 't swiert alreets, en 't doppert op de vloet, Waar het uyt vreugt wel duysent swieren doet, Schoon Hydra soekt het beestje wech te slepen, Doch 't wert bewaart van Febus gonstelingen, Soo dat mijn Swaan daar heeft soo licht geen noot, De vree-Godes verbergt het in haar schoot, Wanneer het gaat V Lofgesangen singen. Leernes is dan (schoon Hy sijn swadder braakt) Gemuylbant, en de Nijt leyt vast gebonden, [pagina 98] [p. 98] Dies wert mijn Swaan in vree V toe gesonden Die V haar meedevrint, uyt vrintschap maakt. Vorige Volgende