De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan de Hoog-geachte Juffer Clara Gerlacius. VErgeefme dat ik V naa waarde niet kan roemen, Alleen sal ik mijn gonst, u gonstig bieden aan, En U O! Klara (: die men waarlijk klaar mag noemen) Doen aan het sterren-hof by d'and're ligten staan. V needrigheyt doet my een stoute daadt aanvaarden. Om V te nooden op de soom van dese Bron, Waar't Rots gevaart voor lang een klaare stroomaar baarde Die noyt haar vlietend mat so waardigh schenken kon Als nu, wyl't Nimphedom gelyk de Son komt brallen Op d'oever van de beek waar in het Svvaantje singt (Schoon het niet naar behoor V streeldt met heemel vallen) Maar die V door haar stem nogh tot de vvolken dringht. En die een Lof-liedt sal (so lang haar tyt mag duyren) Vytgalmen, en altoos van Vvve gaven nuyren. Vorige Volgende