De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Antwoort aan Philis die vreesde vergeten te werden van Cloris. VErgeefsche sorg baart onrust in de geest Waar om ist dog mijn Phijlis dat ge vreest, Daar kan geen wimpel boven Phijlis swayen Maar Phijlis sal het eelste puyksel maayen Van Cloris gonst, schoon dat het Nimfedom Van Gijbregt stad my om en om Beschansten met haar schoon 't, neen wildt geloven Dat u bevalligheyt het gaat te boven, Wat baat my 't Goudt dat in de Mijnen rust, Wat nut geeft fruyt als oog en mondt niet lust, [pagina 62] [p. 62] Ik ben gelijk een rots voor 't slaan der baren Gy suldt het Cabinet mijns bert bewaren Geen Ysche stroom Godes hoe rijk van glans Draagt boven uwe Deugdt de Eere Krans De vloeden die aan Granoos oever golven Die houden my in u geheug, bedolven. Vorige Volgende