De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op het verjaren, van de seer geachte, en Deugdrijke Juffer Henderika Tymans. 'K Heb dan geen Rosetak, nog Palmekroon bereyt, Maar bind u met de strik van mijn genegentheyt, En sing het Loflied van u Deugdt op Hemeltonen, Ik queel u goeden aart die u veel meer sal kronen Als menich perelkrans schoon door gewrocht met gout, Het Lof te melden is my door u gunst vertrout, Want niemant u verstant, en wesen af kan meten, Soo naa als ik van die u soete vvond'ren weten, Doch heb voor lang gewilt u met een Vaarsetrant Van mijne Poëzy (O puykbeeld van het landt) Te cieren, en ter eer u Iaarfeest op te singen, Met vvensing dat u nooyt den Aspis aan komt dringen Van't Helse vvangedrecht de Niit dat Ziel Serpent, [pagina 199] [p. 199] Maar dat gy zegeviert, en't Heel-all maakt bekent Wie dat gy zijt, en hoe de Grootheen van u gaven Door Famaas Loftrompet de vverelt over draven, En dat gy in geluk, en vree u soetsten tijdt Vernoegder als voorheen ter salicheyt verslijt Op dat gy 't Opper-all, en 't Heylichdom hier boven Voor het genooten goedt daar voor moogt eeuwich loven. Vorige Volgende