De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 237] [p. 237] Dank Offer aan de E. Joannis Fedensma Schilder, voor sijn gesonden vers, op mijn Bron-Swaan, GY Schildert dan O dobb'len Febus Soon Soo wel met int', als met gemalen verven, En steekt Apel, en Naso naa de kroon Met wien ge door U Geest sult nimmer sterven, Gy maaldt me door U pen soo deftig af (Hoewel het niet gelijkt:) dat ik moet prijsen De driften die voor lang Natuir U gaf: Waar door U Sonn soo vroeg komt aan het rijsen. Pictura lagt om dat se heeft gebaardt Een Soon die haar gelijkt in eygen weesen, Waaraan men kan de Moederlijke aart, En uyt het oog, een Jongen Zeuxis leesen. Hoe Net hebt gy Elisa.... afgebeelt Die ik soo wel in mijn gedagt kan kennen, (Schoon 't leeven daar heel kennelijk in speelt) Als gy koont Schild'ren door Penceel, en Pennen. Ik dank U dan Haa braven Iongeling Voor uwe verse Trandt, en konst met eenen, Weet dat ik nooyt een waarder Schets ontfing, By welkers glans ik ben als uyt geschenen. Vorige Volgende