De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de Af-beeldinge van de hoog Ed. Juffer MeeJuffer Houwkjen van Glinstra. MEn speurt dan uyt de Schets, en 't ster uws oogen Haa Glinstra dat gy zijt een Glinster Ster, Wiens zede flikkering men siet van ver Die gy hebt uyt u Moeders borst gesoogen De Deugd blinkt Sonne klaar uyt al u wesen, De Leersugt schiet, (O pronk van 't Friesche landt) Haar stralen voort, en toont op het verstandt De grootheyt van U kragt, van elk gepresen, Het is vergeefs geweest u staal te slijpen, Wijl 't van natuyr een heldre luyster geeft, Gy zijt dan 't licht dat door haar lichten leeft, Wat hoeft men dan 't onnodich te begrijpen? Dog 't spreekwoort seyt tot voorbeelt van de wijsen Dat d'Oeffening nootsaakelijk is nut, Wijl het de geest dient tot een vaste stut, Soo moet ik voor natuyr Geleertheyt prijsen. [pagina 182] [p. 182] Het geen U waarlijk koomt op't schoonst' bekronen, En waar door dat gy wert by 't Jufferdom Geëert, gelieft, in uwe stadt alom, Want elk wil geerne by soo'n puyk licht wonen. Vorige Volgende