De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de selfde. Klink-digt. VErdigte Godheên vliedt, vliedt negen zang-godinnen, Weg dubbel spitse berg, daar 't hengste-hoeve nat Uyt den gereten steen zoet ruischelende spat, Dat zinnen-roerend sap, dat roert voortaan geen zinnen. Hier springt een vvare Bron, hier kan men droppen winnen, Die d'alderwufste Geest van zin-stram maken rat. Hier klinkt een hooge toon, hier is een mengel-schat, Van jeder een bemint, vvijl's andren doet beminnen. Zó mengelt Titia een geestig mengel-stof, En krijgt door Mengel-konst een onvermeng'bre lof, [Folio §6v] [fol. §6v] Daar zelfs het negental nooit met heeft mogen prijken: Want 't zangheldinnen rot bezat niets in't gemeen, Indien men vvaarheid by verdigtzels mag gelijken. Of 't is volmaakter nog in Brongersma alleen. M. GARGON. Vorige Volgende