De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan de Geestrijke Vrouw, Mee-vrouw M.C.F. MEn plukt nooyt druyven van een Distel boom Nog vijgen van de stekelige Dorens, Een Kreupelaar beklimt geen hooge Torens, Nog schip drijft op van selfs in tegenstroom. Soo dat van weetniets nooyt veel nuts kan komen, Maar die verligt zijn, en het goet verstant Beslijpen als een ruwe Diamant, Die komen door de tijt de wil hetomen Gelijk als gy die nimmer heeft verspilt, Geen uyrtje om geen voordeel in te voeren, Die leersaam zijt, en altijt heeft gewilt 't Sy wat het waar de konsten af te loeren, 't Geen is de spoor, en geessel tot de konst, Waar door gy d' Lof-kroon wint, en ijders gonst. Vorige Volgende