De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
Als Dankbaarheyt, en dese letterdrift,
Die gy altoos van my oprecht sult vinden,
U goetheyt glanst tot yder als een son,
Waar mee gy veel begloort, en koont behagen,
Want nimmermeer m'u onbescheyden von,
Dies koom ik U dan om een saak te vragen
Dat is dit vers te nemen aan,
En steeds in uwe gonst te staan.
|
|