De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Replijk op het aartig Vers van de Hoog-geleerde Heer Ludolph Smids: my toe-gesonden Aan de gebroken Lyk-bus. GY sijt dan als het schijnt verstoort, en ongerust, Om dat men u (die eer veelmond'ren gingt te boven) Ontgraven heeft, gy wert soo wel als doen gekust Van veele, die daar door u aart, en waarde Looven 'k Had deernis met u, wijl nog 't soute tranenat Drong door u hals tot aan de gront van 't ingepropte Geraamt' terwijl ik voor u op mijn knyen sat En 't keyeg stof van u gewyde Deeg'len klopte. [pagina 10] [p. 10] 'k Sag u verdrukt, en mee gedompelt in de Rouw Daar gy als levenloos, in't duystre Graf most sterven Schoon 't onderwelfsel van soo'n treffelijk gebouw Besloot het overschot van u verbroken scherven, Daar waar het, dat ik u met droeve Oogen sag Hoe gy getorst, geknelt laagt onder herde stenen En in het Sonne ligt met eygen hande lag Dies stap ik moedig met u overblijfsels heene. En stel de beendren, en u lang bedolven vles Voor yders Oog, en strek u voor een Minnares. Vorige Volgende