De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan de Hoog-geëerde Godtminnende Vrou Mevrouw S.S.G.A. ICk weet wel dat ghy nimmer naamt behagen Te slorpen van het Hipocrene-nat, Want ghy hebt noyt die lasten willen dragen Schoon het van selfs uyt Pegaas Bron-aar spat Maar u gemoet dorst meerder naa die stroomen Die Neboos drift doet uyt de Heyl-beek koomen; Waar Bethel en waar Hermons vette paden Vol leckerny, de heemelingen voedt [pagina 53] [p. 53] Waar't Manna druypt, die d'honger kan versaden Wyl het daar vloeyt voor elk in overvloedt Ik laat V dan beklimmen Sions drempel Wyl ghy geen lust schept in der Musen Tempel Dog eer ik sluyt, en eer ik u laat hooren Myn laatste groet, so bid ik dat ge wilt Aanvaarden dese gift uyt my gebooren Waar door ge dan myn gans begeeren stilt, En dat ik V mag door myn doffe klanken Staag roemen, en V voor die Eer bedanken. Vorige Volgende