De bron-swaan, of mengeldigten(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Ik waar in't sagte dons geweeken] Toon: Reveille vous. Ik waar in't sagte dons geweeken, Wanneer mijn waarde Minnaar riep, Die door sijn soet en lieflijk spreken Mijn hert deed waken schoon ik sliep. Maer siet de deur waar toegesloten, Gegrundeld met een ijsre bant, Doch vant het werk nochtans begoten Door 't Nectar druypen van sijn handt. Ik die mijn Lief en uytverkooren Door sijn geklop wouw laten in, Maar open doende waar verlooren, Mijn Herder dien ik seer bemin. [pagina 122] [p. 122] Daar ving ik aan seer droef te klagen Door het afwijken van mijn Son: Ik gink rondom de wachters vragen, Maar niemant mijn beminde kon. Doch eer mijn hert van 't soeken ruste Soo nam mijn lief tot my sijn gank, Wiens Rooselippen ik doen kuste, Vermits ik ben van liefde krank. Ik bracht hem in dien eygen woning Van die my eerstmaal heeft gebaart, Daar hy als Prins en Hemels Koning Tot mijn geluk noch wert bewaart. Eynde der Geestelijcke stoffen. Vorige Volgende