De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 188]
| |
Staa Bockx voet 't schijnt geloopt u selfs voor by
Men kan u nauw van spoken onderkennen,
U Trony brant gelijk een AEtnaas gloet
Neen 't Boscornoelij doet u dus vermommen:
Of is door Febus wrok het weeldrig bloet
Van Marsias, u in 't gesigt geklommen
Dat 's wel geraan, O snoeper daar gy sijt
Gy meent te sijn in u kaneel waranden
En m't Ceylonsche bos, waar gy verslijt
U dertle tijt in 't snuff'len, op'er stranden,
Neen neen dit's Canna niet staa snoo Moluk
'T is mijn Ler inde die ik sal beschermen,
Blijf agter, of ik u te morsel druk
Geen Nimf past in u klauw, maar in mijn Ermen.
|
|