De bron-swaan, of mengeldigten
(1686)–Titia Brongersma– Auteursrechtvrij
[pagina 50]
| |
Dus net bekranst, schoon d'stijkel 't voorhooft pijnt
Nog even bly verschijnt.
Wel Margareet sult gy nu Rosies plucken
Uyt Saron: daar de Doorenties nog drucken
Hoe sagt, hoe mals haar blaties sijn: diens geur
U lof bestrijkt op keur.
Gy toont U Priesteres van dese tijen
En laat geciert U ordening in wyen
Met stacy, daar gy 't hullend kleet grijpt aan
Om soo gepronkt te staan.
Voor uwe Mayesteyt in 't hof der hoven
Om met de Cerafijns sijn naam te looven
Daar 't wit gewaat: en t suyver hert moet sijn
Als kost'le chirzolijn.
Dog Broersema ik wens dat gy u Dagen
Bevrijt moogt sien van droeve jammer plagen,
En Roosies plukt met Rosa naar u sin
Die g' voert ten Hemel in,
Op dat (: hoewel U Peerel is gereegen
Aan 't snoer van 't hoog geheym :) de heylge segen
U Ziel bedruypen mag, daar d' Eeuwigheyt
U Kroning maakt bereyt.
|
|