Inhoudsopgave
[Deel 1]
Verhaal van 't leven en de verdiensten van Frederik Ruysch,
Door Joannes Fridericus Schreiberus.
Den lezer welvaart!
Verhaal van 't leven en de verdiensten van Frederik Ruysch.
Ontdekking der klap-vliesen, in de water- en melkvaten,
Nevens eenige seldsame anatomische observatien.
In 't Latyn beschreven Door Frederick Ruysch,
Ontdekking der klap-vliesen.
Het II. hooftstuk.
Maniere om de Klap-vliesen in de melk-aderen te vertoonen.
Van de water-vaten der milt.
Het III. hooftstuk.
Maniere om de Water-vaten in de Milt te vertoonen.
Ontleed-konstige aanmerkingen.
Het IV. hooftstuk.
Hondert anatomische en chirurgicaale aanmerkingen van Fredericus Ruysch,
Den wel edelen, groot agtbaren heeren, den heere Johannes Huydekooper, Ridder, Heere van Maarseveen en Neerdyk, &c. Johannes Hudde, Heere van Waveren, &c. MR. Nicolaus Witsen. Joan de Vries.
Goedgunstige lezer.
Register Van de aanmerkingen.
Anatomische en chirurgicaale aanmerkingen Van Fredericus Ruysch.
I. Aanmerking.
Een wonderbaarlyke Steensnyding in een Vrouw van 80 Jaaren.
II. Aanmerking.
Een periculeuse slag-ader breuk of uytspatting [aneurisma] van de slag-ader aan de arm, gelukkig gesneden.
III. Aanmerking.
Een breuk van de Knieschyf [Patella] door een aanmerkenswaardige oorzaak.
IV. Aanmerking.
Een breuk van de twee beenderen van de Voorband [Carpus], na drie Jaaren nog niet vastgegroeyt.
V. Aanmerking.
Een ontblooting van 't hoofd-been, alhoewel van de lugt zwartagtig geworden, edog zonder zigtbaare scheydinge van schilfers herstelt.
VI. Aanmerking.
Een Slymvleezige [Polypus Carnosus] prop van de Baarmoeder.
VII. Aanmerking.
Een hardagtige [uterus scirrhosus] en mismaakte Lyfmoeder, dewelke in groote zeer toegenomen, uyt de Schamelheyd hing.
VIII. Aanmerking.
Een waterblaas van een Schaap, gelyk als in twee deelen gescheyden.
IX. Aanmerking.
Een waare Lyfmoeder dikmaals uyt het lighaam schietende.
X. Aanmerking.
Een omkeering [inversio] der Lyfmoeder door de baaring.
XI. Aanmerking.
Een kind door een wonderlyke ineendraying van de navel-streng gedood.
XII. Aanmerking.
Een quaadaardige zweer van de Baarmoeder.
XIII. Aanmerking.
Een Pisvloed [diabetes] van qualyk gestelde Nieren.
XIV. Aanmerking.
Een exempel van een dubbelde of tweede bevrugting [superfoetatio.]
XV. Aanmerking.
Een doodelyke opstopping [ischuria] van 't wateren veroorzaakt door steenen, die in de pis-leyders zaten.
XVI. Aanmerking.
Een uytbarsting [eruptio] van de Eyerstok [ovarium] na een nyg etter-gezwel [abscessus] in de buyk al te diep geopent.
XVII. Aanmerking.
Een Waterzugt van de Eyerstok van een Vrouw.
XVIII. Aanmerking
Een hayragtig gezwel in het Net gevonden.
XIX. Aanmerking.
Een zwaare [orthopnoea] ademhaling (die regt opzittende alleen moet geschieden) veroorzaakt door verstopping en uitzetting van de blaasjes van de Long.
XX. Aanmerking.
Het zelve quaad voortgekomen wegens het verstoppen van de blaasjes van de Long.
XXI. Aanmerking.
Het zelve ongemak ondervonden in een Jongetje.
XXII. Aanmerking.
Een wonderlyke baring, in welke een ongewoone sluyting van de wegen, evenwel door de konst ontslooten.
XXIII. Aanmerking.
De schamelheyd van een dogtertje monstreus geconformeert.
XXIV. Aanmerking.
Een gedeelte van de zyde des Lyfmoeders in de baaring uytschietende.
XXV. Aanmerking.
De mond van de Lyfmoeder in de baaring uytvallende.
XXVI. Aanmerking.
Een door de baaring omgekeerde Lyfmoeder, door een onbedrevene hand doodelyk verwekt.
XXVII. Aanmerking.
Een Waterzugt, bestaande uyt een hoop waterblaasjens [hydatides], die in een zak beslooten was.
XXVIII. Aanmerking.
Bastaart-zuygers [Pseudo-molae] uyt de nageblevene Moerkoekjens in de Baarmoeder, na de verlossing.
XXIX. Aanmerking.
Een klomp van geronne bloedige stoffe, zomtyds een zuyger verbeeldende.
XXX. Aanmerking.
Een afzetting [extirpatio] van een cancreuse roede [penis.]
XXXI. Aanmerking.
Een Galblaas van binnen in celletjens verdeelt, en met een steenagtige korst bezet.
XXXII. Aanmerking.
Maandstonden door een vlies, dat de vrouwelykheyd toesloot, opgestopt, en door een sneede van het zelve wederom ontlast.
XXXIII. Aanmerking.
Een Meerkoek in waterblaasjens [hydatides] verandert.
XXXIV. Aanmerking.
Een Lendene gezwel van een kindje met een in twee gespleete [spina bifida] ruggegraat.
XXXV. Aanmerking.
Het zelve ongemak in 't onderste gedeelte van 't heylig been [os sacrum] gevonden.
XXXVI. Aanmerking.
Diergelyk doodelyk gezwel in de lendenen van een Meysje.
XXXVII. Aanmerking.
Een bederving [caries] der ribbens door een slag-ader breuk [aneurisma] van de groote slag-ader [arteria aörta.]
XXXVIII. Aanmerking.
Een monstreuse Aneurisma.
XXXIX. Aanmerking.
Een doodelyk hard [scirrhus] gezwel van de Maag.
XL. Aanmerking.
Een ingewortelde [Cephalaea] hoofdpyn opgehouden door een halsdragt [setaceum], maar weggenomen zynde, quam de pyn wederom, en dat altemets.
XLI. Aanmerking.
Een groote uytvloeying van Water [Lympha], wegens het openen van een Lies-gezwel [Bubo], door een particuliere konst tegengehouden.
XLII. Aanmerking.
Een zeer groote bloedvloed [haemorrhagia] uyt een zweer van de roede [penis], wel door een ligte, maar by zondere konst tegengehouden.
XLIII. Aanmerking.
In 't doode lighaam van een Kraamvrouw een gapende mond van de Lyfmoeder, en het bekken [pelvis] met vogten vervult.
XLIV. Aanmerking.
Een barnsteene Coraal lang in de neus gebleven, met een steenagtige [tophus] stoffe begroeyt.
XLV. Aanmerking.
Verscheyde zaaken in 't doode lighaam van een waterzugtige vrouw aangemerkt, waar onder de klieren van de Lever zeer opgeblazen.
XLVI. Aanmerking.
Een waterzugt van de buyk uyt waterblaasjes [hydatides] bestaande.
XLVII. Aanmerking.
Een scheur [fissura] van 't bekkeneel uyt een kneuzing [contusio], gaande zelfs door de naaden.
XLVIII. Aanmerking.
Bastart [fungus] of spongieus vleesch van 't verhemelte [palatum] met bederving [caries], door 't mes en gloeyende brandyzers gelukkig weggenomen.
XLIX. Aanmerking.
Het zelve geval, maar van een andere uytkomst, door onwetenheyd van Lapzalvers.
L. Aanmerking.
Een hardigheyd en verzweering van de Lever gelukkig geneezen.
LI. Aanmerking.
De Milt [Lien], Lever [Hepar], en bynieren [renes succenturiati] &c. konnen gevoeglyk gehouden werden voor bloedagtige klieren.
LII. Aanmerking.
Gezwellen van het agterhoofd der kinderen afhangende, zelfs grooter als het hoofd.
LIII. Aanmerking.
Een doorgaande wonde in de borst, met uythanging van een stukje des Longs, genezen.
LIV. Aanmerking.
Een doodelyke wonde in het Oog-rad [orbita oculi.]
LV. Aanmerking.
Een doorgeslokte Speld, zyn uytgang zoekende door een zweer of absces in de Liesche.
LVI. Aanmerking.
Een vogtige kortborstigheyd [asthma serosum] met een aanmerkenswaardige steen in de Nier.
LVII. Aanmerking.
Steenen van een ongehoorde groote in een kind van drie Jaaren.
LVIII. Aanmerking.
De oorspronk en natuur van de Zuygers [Molae], of vleezige misdragten der Vrouwen.
LIX. Aanmerking.
Het vuur en doorbooring van de vrouwlykheyd [vulva] en endel-darm [intestinum rectum], gelukkig genezen.
LX. Aanmerking.
Een kneuzing van 't hoofd gelukkig herstelt, alleen door stooving, zonder snyding, die nogtans ligtvaardig van een onervarene voorgesteld was.
LXI. Aanmerking.
Een ontsteking van de Lyfmoeder na de baring, welke zomtyds voorkomt door de losheyd van de Vroedvrouwen.
LXII. Aanmerking.
Een nedergezakte milt tot in de holte van 't bekken, en een zeker na de milt gelykende lighaamtje deszelfs natuurlyke plaats bekleedende.
LXIII. Aanmerking.
Een langagtig gezwel van de buyk na de baring, veroorzaakt door toekrimping van 't Net.
LXIV. Aanmerking.
Wormen hier en daar binnen de Ingewanden zig onthoudende.
LXV. Aanmerking.
De Lever voor een groot gedeelte in waterblaasjens verandert, en van een onwetende onvoorzigtig doorboort.
LXVI. Aanmerking.
De Milt uyt een levendige Hond gesneden, die, niet tegenstaande een zwaare bloedstorting, in 't leven gebleven is.
LXVII. Aanmerking.
De ruggegraat in een circul omgekromt.
LXVIII. Aanmerking.
Een wonderlyke t'zamentrekking of inkrimping van de maag en 't gedarmte, door gebrek van spys en drank.
LXIX. Aanmerking.
Steenagtige en t'zamengegroeyde Klapvliezen van 't Hert.
LXX. Aanmerking.
Verharding eeniger deelen, in een waterzugtige vrouw.
LXXI. Aanmerking.
Een doodelyk gebrek van de huyd omtrent de navel in een eerstgeboore kind.
LXXII. Aanmerking.
Een uytstorting der ingewanden, door gebrek van de huyd, ontrent de navel van een eerstgeboore kind.
LXXIII. Aanmerking.
Een niet minder aanmerkenswaardig voorval, ontrent het gebrek van de huyd, en spieren van de buyk.
LXXIV. Aanmerking.
Een honds honger [fames canina] van een verslapping van de sluyter [pylorus] van de maag.
LXXV. Aanmerking.
Een gelukkige genezing van een aanmerkenswaardige wonde in de blaas, daar op volgende een breuk-gezwel [herniosus tumor.]
LXXVI. Aanmerking.
Een hardigheyd van een ulcereuse Tong, door het mes en gloeyend yzer weggenomen.
LXXVII. Aanmerking.
Slymproppen [Polypi] in 't hol van Highmorus hangende.
LXXVIII. Aanmerking.
Inwendige schurfte [scabies] van de blaas, te gelyk met vleesagtige klierige uytwasschingen.
LXXIX. Aanmerking.
Wonderbaarlyke speeling der natuur, omtrent de vaten van de Nieren.
LXXX. Aanmerking.
Een oneffene oppervlakte van de Nier in een bedaagde.
LXXXI. Aanmerking.
Verwonderenswaardige zaaken van een Zwamgezwel of Beenvreeter [Tumor fungosus, seu ossivorus.]
LXXXII. Aanmerking.
Kassen [alveoli, of praesepiola] der tanden om verscheyde oorzaken in 't geheel versleten, waar door een lossigheyd en uytvalling der tanden.
LXXXIII. Aanmerking.
Onvrugtbaarheyd, door toesluyting van de Trompetten van Fallopius.
LXXXIV. Aanmerking.
Een waarschynelyke uytbarstinge der kraamvloed [lochia], door de Trompetten van Fallopius tot in de holte van de buyk.
LXXXV. Aanmerking.
Waarschynelyke uytstorting van de maandstonden [menstrua], door de Trompetten van Fallopius tot in 't bekken.
LXXXVI. Aanmerking.
Een Lever in een dood lighaam van een waterzugtige qualyk gestelt, en hoedanig.
LXXXVII. Aanmerking.
Een desgelyks qualyk gestelde Lever in een diergelyk ander lighaam, met een steen in de gal-weg [ductus cysticus.]
LXXXVIII. Aanmerking.
Een aftrekking van de Lyfmoeder na de een of de andere zyde.
LXXXIX. Aanmerking.
Een steen in de blaas, met een etteragtige verdikking van de blaas, ter dikte van een vinger.
XC. Aanmerking.
De gal-blaas dikmaals in tween verdeelt, (voornamentlyk in Kalveren) maar zeer zelden, of nooyt in 't geheel dubbelt.
XCI. Aanmerking.
De waare oorzaak van 't ongemak Miserere Mei ofte Ileos, door verscheyde exempelen aangetoont.
XCII. Aanmerking.
Een bovenmatige verwydering van de kronkel-darm [colon.]
CXIII. Aanmerking.
Een ingebeelde en waare beweging van de Lyfmoeder.
XCIV. Aanmerking.
Een wonderbaarlyke verwydering van een Pisleyder, in zig onthoudende een geheele pint etter.
XCV. Aanmerking.
Een harde verdikking [schirrosa incrassatio], en wonderbare vernauwing van den endel-darm, na een moeylykheyd [dysuria] in 't water maken.
XCVI. Aanmerking.
Diergelyke verdikking van den endel-darm.
XCVII. Aanmerking.
Een ongemakkelyke afhaling van de Moerkoek, die veroorzaakt werd door een byzondere inplanting van de navel-streng in dezelve.
XCVIII. Aanmerking.
Een blaas-breuk [hernia cystica] in 't Bal-zakje, waar by gevoegt was eene door schrik ontstaane Liesbreuk [Bubonocele.]
XCIX. Aanmerking.
Een wonderbaarlyke uytzetting van de Nieren en Pisleyders der Schapen.
C. Aanmerking.
De waare gestalte van 't hoofdje van de roede, nieuwlyks ontdekt.
Anatomisch kabinet Van Fredericus Ruysch,
Of naamlyst der rariteyten,
Dewelke ten huyze van den Autheur bewaart worden;
Aan den wel edelen en achtbaren heer, den heer Joannes Commelin, Raad der Stad Amsterdam,
Zyn Begunstiger, en zeer geachten Vrient, Wenscht Frederik Ruysch Heil en Welvaren.
Anatomisch kabinet Van Fredericus Ruysch, Of register van de rarigheden, Die ten huyze van den Autheur bewaart worden.
De Eerste Ontleed-kundige voorgestelde brief Van Johannes Gaubius,
Aan den zeer vermaarden Heer Frederik Ruysch,
Medicyne Doctor en Hoogleeraar in de Ontleed- en Kruyd-kunde, enz.
Antwoort Van Frederik Ruysch Aan den Geleerden Heer Johannes Gaubius,
Liefhebber der Geneeskonst,
Op de eerste voorgestelde Brief.
Verklaring der figuuren Van de eerste tafel.
De Tweede Ontleed-kundige voorgestelde brief Van Johannes Gaubius,
Aan den zeer vermaarden Heer Frederik Ruysch,
Medicyne Doctor en Hoogleeraar in de Ontleed-en Kruyd-kunde, enz.
Antwoort Van Frederik Ruysch Aan den Geleerden Heer Johannes Gaubius,
Liefhebber der Geneeskonst,
Op de tweede voorstellige Ontleed-kundige Brief.
Verklaring der figuuren Van de tweede tafel.
De Derde Ontleed-kundige voorstellige brief Van Johannes Gaubius,
Aan den zeer vermaarden Heer Frederik Ruysch,
Medicyne Doctor en Hoogleeraar in de Ontleed- en Kruyd-kunde, enz.
Antwoort Van Frederik Ruysch Aan den Geleerden Heer Johannes Gaubius,
Liefhebber der Geneeskonst,
Op de derde voorstellige Ontleed-kundige Brief.
Deze Derde Tafel
De Vierde Ontleed-kundige voorstellige brief Aan den zeer vermaarden Heer Frederik Ruysch,
Medicyne Doctor en Hoogleeraar in de Ontleed- en Kruyd-kunde, enz.
Aangaande de Kliertjes, Vezels, en celletjes of huysjes van de Milt, enz.
Door Joh. Jac. Campdomercus.
Antwoort Van Frederik Ruysch Aan den zeer vleytigen Heer Joh: Jac: Campdomercus.
Op deszelfs Ontleed-kundigen voorstelligen Brief, dewelke onder onze Brieven in ordre de Vierde is.
De Vierde Tafel Wyst Vier Figuren aan,
De Vyfde Ontleed-kundige voorstellige brief Door Gerardus Frentz, M.D.
Aan den zeer vermaarden Heer Frederik Ruysch,
Medicyne Doctor en Hoogleeraar in de Ontleed- en Kruyd-kunde, enz.
Antwoort Van Frederik Ruysch Aan den Edele en welgeoeffende Heer Gerardus Frentz,
Zeer ervaare Arts,
De Vyfde Tafel Vervat Zes Figuren,
De Zesde Tafel.
De Zesde Ontleed-kunkige voorstellige brief Door Johannes Henricus Graetz,
Aan den zeer vermaarden Heer Frederik Ruysch,
Medicyne Doctor en Hoogleeraar in de Ontleed- en Kruyd-kunde, enz.
Antwoort Van Frederik Ruysch,
Aan den zeer Ervaren Heer Johannes Henricus Graetz,
Op Deszelfs ontleet-kundige voorgestelde Brief, aangaande de longe-pyps-ader, en slag-ader, enz.
De Zevende Tafel.
De Zevende Ontleed-kundige voorstellige brief Van Johannes Henricus Graetz,
Aan den zeer vermaarde Heer Frederik Ruysch,
Medicyne Doctor en Hoogleeraar in de Ontleed-en Kruyd-kunde, enz.
Antwoort Van Frederik Ruysch,
Aan den zeer Ervaren Heer Johannes Henricus Graetz,
Op Deszelfs ontleet-kundige voorstellige Brief, aangaande het dunne herssenvlies, en deszelfs uytsteekzels.
De Achste Tafel. vervat vier figuren.
De Achtste Ontleed-kundige voorstellige brief Door Johannes Henricus Graetz,
Aan den zeer vermaarden Heer Frederik Ruysch,
Medicyne Doctor en Hoogleraar in de ontleed-en Kruyt-kunde enz.
Antwoort Van Frederik Ruysch,
Aan den zeer Ervaren Heer Johannes Henricus Graetz, Op Deszelfs ontleet-kundige voorstellige Brief, aangaande het kraakbenig maakzel van de Neus, de slagaderen van 't trommelvlies, van de holligheyt van den trommel, en van de gehoorbeentjes; mitsgaders aangaande der zelver beenvlies.
Verklaring van de negende tafel.
De Negende Ontleed-kundige Voorstellige brief Door Andreas Ottomarus Goelicke, Medicyne Doctor.
Aan den zeer vermaarden Heer Fredrik Ruysch.
Medicyne Doctor en Hoogleeraar in de Ontleed-en Kruyd-kunde, enz.
Antwoort Van Frederik Ruysch,
Aan den zeer Ervaren Heer den heer Andreas Ottomarus Goelicke, Medicyne Doctor.
Verklaring van De tiende tafel.
De Tiende Ontleed-kundige Voorstellige brief Door Bartholomaeus Keerwolf, Medicyne Doctor.
Aan den zeer vermaarden Heer Fredrik Ruysch.
Medicyne Doctor en Hoogleeraar in de Ontleed-en Kruyd-kunde, enz.
Antwoort Van Frederik Ruysch, Aan den zeer Ervaren Heer Bartholomaeus Keerwolf, Medicyne Doctor.
Op deszelfs ontleet-kundige voorstellige Brief, aangaande het maakzel van de hartoortjes, en derzelver beweegvezels.
Verklaring van De elfde tafel
De Elfde Ontleet-kundige Voorstellige brief Door Joh: Christian: Wolf, Licentiaat in de Medicyne,
Aan den zeer vermaaarden Heer, Fredrik Ruysch,
Medicyne Doctor, Hoogleraar in de Ontleet en Kruyt-kunde, enz.
Antwoort Van Fredrik Ruysch, Aan den zeer Ervaren Heer Johannes Christianus Wolf, M.L.
Op deszelfs ontleet-kundige voorstellige Brief.
Aangaande de Rokken der Darmen, Klieren, enz.
Verklaring van De twaalfde tafel.
De Twaalfde Ontleet-kundige, Voorstellige brief Door Mich. Ernestus Etmullerus, Medicyne Doctor, enz.
Aan den zeer vermaarden Heer, Fredrik Ruysch,
Medicyne Doctor, Hoogleeraar in de Ontleet en Kruyt-kunde, enz.
Antwoort Van Fredrik Ruysch,
Aan den zeer Ervaren Heer, en zeer schrander Ontleder. Mich. Ernestus Etmullerus, Med. Dr. en Mr. in de Philosophie Op deszelfs ontleet-kundige voorstellige Brief.
Aangaande de Bastagtige zelfstandigheit der Herssenen, enz.
Verklaring van de dertiende tafel.
Verklaring van de XIV. tafel.
Verklaring van de XV. tafel.
De Dertiende Ontleet-kundige voorstellige brief door Christianus Wedelius,
Aan den zeer Vermaarden Heer Fredrik Ruysch, Medicyne Doctor en Hoogleeraar in de Ontleed-en Kruyd-kunde, enz.
Antwoort van Fredrik Ruysch,
Aan den zeer Eervaren Heer, Christianus Wedelius,
Op des zelfs ontleetkundige, voorstellige Brief, Aangaande de bekleetzelen der Ogen.
Verklaring van de zestiende tafel.
De Veertiende Ontleet-kundige Voorstellige brief Door Mauritius van Reverhorst, Medicyne Doctor, en Hoogleraar in de Ontleetkunde,
Aan den zeer vermaarden Heer, Fredrik Ruysch, Medicyne Doctor, en Hoogleraar in de Ontleet- en Kruyt-kunde, enz.
Antwoort van Frederik Ruysch Aan den zeer vermaarden Heer Mauritius van Reverhorst, Medicyne Doctor, en Hoogleraar in de ontleet-kunde,
Nopens de nieuwe manier van 't afzetten der Ledematen.
Verklaring van de zeventiende tafel.
Verklaring van de achtiende tafel.
De Vyftiende Ontleet-kundige Voorstellige brief Door Albertus Henricus Graetz.
Aan den zeer vermaarden Heer, Fredrik Ruysch,
Medicyne Doctor, en Hoogleraar in de Ontleet- en Kruyt-kunde, enz.
Antwoort Van Fredrik Ruysch, Aan den zeer Ervaren Heer Albertus Henricus Graetz.
Op de ontleedt-kundige, voorstellige Vyftiende Brief, Aangaande de uyt-eyndens der bloedt-vaten van de moerkoek, 't maakzel der mammen, enz.
Daar by komen enige ontdekkingen omtrent de roede, met figuren opgeheldert.
Verklaring van de negentiende tafel.
De Zestiende Ontleet-kundige Voorstellige brief Door M. Abrahamus Vaterus, van Wittenberg, Student in de Medicyne,
Aan den zeer vermaarden Heer Fredrik Ruysch,
Medicyne Doctor, en Hoogleraar in de Ontleet- en Kruyt-kunde, enz.
Antwoort Van Fredrik Ruysch Aan den zeer Geleerden Heer M. Abrahamus Vaterus, Zeer schrander Student in de Medicyne,
Op deszelfs Ontleedtkundige voorstellige brief,
Antwoort Van Fredrik Ruysch, Op het boekje van Govert Bidloo,
Het welk hy den naam van Verdediging gegeven heeft.
[Afbeeldingen]
[Deel 2]
Het eerste anatomisch cabinet van Frederik Ruysch,
Tot den leezer.
Het eerste anatomisch cabinet,
Van gevlamt Indiaans Hout cierlyk gemaakt, waar in dese volgende Zaken gevonden werden.
Het tweede anatomisch cabinet.
Het derde anatomisch cabinet.
Gemaakt van gevlamt Indiaansch Hout, waar in deze navolgende zaken onthouden werden.
Het vierde anatomisch cabinet,
Vyt Noteboome Hout toebereyd, waar in dese navolgende zaaken gevonden werden.
Het vyfde anatomisch cabinet,
In zig onthoudende vyf Planken, waar of dese navolgende zaken geplaetst zyn.
Verklaring Der Figuuren van 't vyfde cabinet.
Het sesde anatomisch cabinet van Frederik Ruysch,
Beminde leeser.
Voorloper Van het Sesde anatomisch cabinet, Van den Professor Frederik Ruysch,
Bekentmakingh.
Het sesde anatomisch cabinet,
Verklaringe Der Figuren van de eerste Plaat, van 't VI. Cabinet.
Het zevende anatomisch cabinet.
Uytlegginge Van de plaaten van 't zevende cabinet.
Het achtste anatomisch cabinet,
Het negende anatomisch cabinet,
opgedragen aan den zeer beroemden, zeer aanzienelyken, en zeer ervaren heer, Andreas Gundelscheimerus,
Voorreden Aan den Goedwilligen lezer.
Het negende anatomisch cabinet,
Verklaaring der figuren van 't IX. cabinet.
Het groote en Koninglyke cabinet,
Zynde het Tiende der anatomische cabinetten van Frederik Ruysch,
Aan alle oeffenaren der Geneeskonst en Wysgeerte, Wenscht Fredrik Ruysch veel Heyl.
Het tiende anatomisch cabinet.
De uytlegging der Figuren.
De laatste oeffeningen van Fredrik Ruysch,
Den allerdoorluchtigsten, grootmagtigsten, en onverwinnelyksten Czaar Peter Alexiowitz,
Keyzer van Groot Ruslandt, &c. &c. &c. &c.
Voorreden.
Ad virum celeberrimum Fredericum Ruyschium,
De laatste oeffeningen Of het ontleetkundig cabinet,
Van alle de voorgaande 't grootste.
Verklaring der figuren.
Vernieuwde oeffeningen van Fredrik Ruysch,
Zeer voortreffelyke heeren.
Vernieuwde oeffeningen,
Ofte het nieuwe ontleetkundige cabinet,
Uytgegeven na de laatste Oeffeningen.
Verklaring der platen.
[Afbeeldingen]
[Deel 3]
I.
Van de Vruchtbare ontfanging, verblysplaats en weg van 't ontfange Zaat.
II.
Van het nieuwe eyerstokje, gelyk 't daar voor gehouden wordt; en meer zaken aangaande de Waterblaasjes.
III.
Van de Kliertjes, en Zenuwtepeltjes in de Huyt van een Mensch.
IV.
Van de Klieren van andere Vliezige deelen.
V.
Wederom van Klieren in andere delen; als mede zeer vele zaken aangaande de Tepeltjes van 't gevoel.
VI.
Van 't Hart.
VII.
Van een ongehoorde Braking.
VIII.
Van de Wanschepzelen.
IX.
Van een zeltzaam Gebrek der Nieren.
X.
Van een Fraaye genezing eenes maagpyps Ziekte, altydt voor ongeneeslyk gehouden.
Het Dagverhaal van de gehoude Genezing.
Verklaring der figuren.
Fen Voorstellige brief Van den Heere Michael Ernestus Ettmullerus,
Het Tweede Tiental Van ontleedt- genees- en heelkundige aantekeningen Van Fredrik Ruysch,
Het Tweede Tiental Van ontleedt-genees- en heelkundige aantekeningen.
I.
Van het Vlies, en Bloetvaten in de Pan van de Heup.
II.
Van de Vaten, welke door den Knieschyf zelfs, en het beweegbare Kraakbeen in de knie, worden verspreyt.
III.
Van de glibberige Stoffe, welke in 't gewricht van de knie, agter den knieschyf gevonden wordt.
IV.
Van 't Darmscheyl.
V.
Van de Quyl of Spog.
VI.
Van de Krombeenen, wiens voeten van onderen wydt van malkanderen staan, en de knien malkanderen aanraken.
VII.
Van den Borstklier of Zwezerik.
VIII.
Van 't Borstbeen.
IX.
Van de Klootaders Breuk, verscheyde Breuken, en de Waterblaas.
X.
Van de kleyne Schepzeltjes, Moerkoek, toegeslotenaars, &z.
Uytlegging der figuren.
Het derde tiental Van Ontleet-Genees- en Heelkundige aantekeningen,
Van Fredrik Ruysch,
Den goetgunstigen leezer welvaart!
Het derde tiental Der Ontleet-Genees- en Heelkundige aantekeningen.
I.
Van een Papgezwel.
II.
Van de Ontleding van een Persick, Peer, en Bladeren.
III.
Van een uythersting van bloet door de huyt van 't hooft, enz.
IV.
Van het spoor in 't eyernest na de bevruchting, overgebleven van 't daar van daan afgerukte eytie.
V.
Van een Inschieting des Darms in een menschevrugt.
VI.
Van uytgeschudde Vellen van Wormpies, gevonden in 't binnenste der beenderen.
VII.
Van 't Darmscheil.
VIII.
Van de Opperhuyt.
IX.
Van de Beenderen.
X.
Van de Zenuwtepelties van de Maag.
Verklaring der figuren.
Van 't derde Tiental der aantekeningen.
Ontleedtkundige verhandelingen Over de vinding van een spier in de grond des baar-moeders,
Te voren nooit ontdekt.
Mitsgaders Een nader Onderwys wegens de verlossing van de nageboorte Der barende vrouwen.
Ontleetkundige verhandelingen.
Uytlegginge Van de plaat.
Vervolg van de ontleetkundige verhandelingen.
Abraham Vaters Med. Doctor en Hoog-Leeraar in de Ontleedt- en Kruyt-kunde: als mede Lidt der Keyzerlyke en Koninglyke Maatschappy in Duytschlandt en Engelandt,
Brief Aan den zeer Voortreffelyken en Beroemden Heer Fredrik Ruysch,
Med: Doctor en Hoog-Leeraar in de Ontleedt- en Kruyt-kunde: als mede Lidt der Keyzerlyke Maatschappy in Duytschlandt, en van de Koninglyke in Engelandt, en Vrankryk.
Aangaande de kringswyze spier, In den Bodem van de Baarmoeder ontdekt.
Antwoort van den heer Fredrik Ruysch Op den Gelukwensch Brief Van den zeer Vermaarden en Beroemden Heer Abraham Vater,
Brief Van den Heer Hecquet, Med. Doctor te Parys,
Geschreven aan den heer * * *,
Aangaande De spier des baarmoeders, Door den Vermaarden Heer Frederik Ruysch Ontdekt.
Uyt het Latyn vertaalt.
Ontleetkundige verhandeling over het maakzel der klieren In 't Menschelyke Lichaam,
Vervattende twee brieven.
Ontleetkundige brief van Herman Boerhaave Aan den zeer Vermaarden Heer Fredrik Ruysch.
Ontleetkundige brief Van Fredrik Ruysch,
Waar mede hy den zeer Beroemden Heer Herman Boerhaave beantwoort.
Briefsgewyze verhandeling van Joh. Christoph. Bohlius, Med. Doct.
Aan den zeer beroemden Heer, Frederik Ruysch,
Briefsgewyze verhandeling van Joh. Christoph. Bohlius, Med. Doct.
Aan den zeer beroemden Heer, Frederik Ruysch,
Antwoort van Fredrik Ruysch,
Het eerste cabinet der dieren,
Van Frederik Ruysch,
Aan den doorluchtigsten en machtigsten prins en heer, den heer Johannes Wilhelmus, Paltsgraaf aan den Rhyn,
Goedwillige lezer.
Het eerste cabinet.
Uitlegging der figuren.
[Blad-wyzer]
Verklaring der verkorte bewoordingen van de tractaten.
Blad-wyzer der werken van Ruysch.
[Afbeeldingen]