Want dit is de kracht van de waarheydt, dat ze zelfs de onwillige tot toestemming overhaalt, alwaar geen plaats van twyffelen overgelaten, maar een stoffe verschaft wort, om over al Godts wonderwerken te pryzen, tot zyn eeuwige heerlykheydt.
Ik zal U met veel woorden niet ophouden, goetgunstige Leezer: want het lust my niet te voren verhaalde zaken te herhalen, of die by te brengen, welke van anderen hier over geschreven en verhandelt zyn; Ik vergenoege my alleen met te maken, dat gy verstaat, 't gene ik nu te zeggen hebbe.
Onder anderen, dat wy U opofferen, breng ik een ontleding van een peer te voorschyn. Zo ik zulks in een lever of mensche milt gedaan hadde, zou 't de naam van [excarnatio] een ontvleziging verdienen. Maar laat ik 't nu het geraamte van een peer noemen, als ik gewoon ben uyt bladeren en heesters te maken; welk gezicht vele niet onaangenaam is geweest. Gy zult verder zien, wat ik in der zelver beschryving hebbe aangemerkt. Hier by heb ik figuren gevoegt, waar mede aangetoont wort, dat de vaten der vruchten, welkers [nucleus] pitje met een steen bedekt is, gelyk pruymen, persiken, en andere voor 't grootste gedeelte voort komen uyt de stenen, alhoewel niet alle op een en dezelfde wyze.
In 't Cabinet van Wormius hebbe ik een onvolmaakte afbeelding van een gedeelte van 't geraamte van de Opuntia gezien, over 't welk toen ter tydt de Geleerden zich ook zeer verwondert, en daar van in hare Schriften gewach gemaakt hebben. Maar ik zal, zo 't God behaagt, den gehelen heester, die ik tot een geraamte gebragt hebbe, laten afbeelden, waar in vele aanmerkenswaardige zaken zullen voorkomen, en te gelyk byvoegen het geraamte van de bladeren van den Eykenboom, die, als 't moes weggenomen is, de gedaante van uyt garen gebreyde netjes vertonen zullen. Vaar wel, en gebruyk dit met my.