Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
(1744)–Fredericus Ruysch– AuteursrechtvrijHet II. hooftstuk.
| |||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||
nen gal-wech in den dunnen darm gestelt werdt, van die welke in de dikke darmen gevonden werden. Waar in ik geen een, maar veel Klap-vliesen bevind, gelyk ik de zelve in een gedeelte van een dikke darm van my opgeblaazen en uitgedroogt heb, op dat ik de zelve aan naukeurige lieden als 't haar beliefde zou kunnen vertoonen, ter tyt toe dat ik de zelve uitgebeelt yder zal mededeelen. Daar is ook geen kleyn onderscheid tusschen de Klap-vliesen van het hert. Welke zaaken aldus overwegende, hebbe ik veel moeyte aangewendt, en vergeefs veele onderzoekinge gedaan, eer ik myn naukeurigheid heb konnen voldoen, en de Klap-vliesen vertoonen: wiens ware bereyding ik uit eygen wil ontdek. Omtrent drie uuren na dat het beest gegeeten heeft moet men het worgen, de buyk geopent zynde, moet men zeekere melk-ader met gyl vervult afbinden omtrent hetGa naar voetnoot(a) Klier-bedde van Asellius, of liever de Klieren van het darm-scheyl, op dat het melk-adertje niet haastelyk te gelyk met het melkachtige sap uyt het gezicht raakt. Daar na moet men omtrent het begin, 't welk is van de vliesen der darmen een blaaspypken bequamelyk in brengen, 't welk gedaan zynde, moet de bant losgemaakt, en het melkachtige vocht met de vinger wechgedrukt werden. Dit aldus verricht zynde, zoo moet men daar op nieu weder een bant omleggen, het melk-adertje opblasen by het pypken, op dat de wint daar niet uitvliegt, het zelve binde, en naukeurig van het darm-scheyl scheyden, dat 'er ook niet een overblyfzel aanhangt, en eyndelyk in de lucht hangen om te droogen, als dan werden de Klap-vliesen klaarlyk gezien, dubbel, halvemaans gewys, met die, welke in de wy-vaten gevonden werden, op een hayr overeenkomende. Ten eersten, staat waar te nemen dat de melk-aderen van de eerste soort, niet soo veel Klap-vliesen hebben, als de tweede soort, gelyk men in de derde Figuur zien kan. Ten tweede, dat alle de Klap-vliesen der zelve met haar holligheid na de Klieren van het darm-scheyl zien, zoo dat van de zelve niets na de darmen gestiert kan werden. Ziet hier af de derde Figuur letter b.b.b. Ten derde, dat deze Klap-vliesen in alles naukeurig opgemaakt, niet kunnen gezien werden als by helder weder, en zuyver licht, op dat ik echter niet schyn onredelyke redenen voort te brengen, ik bewaar ten mynen Huyse eenige gebalsemde melk-vaten, die ik aan veele achtbare Heeren vertoont heb, in welke deze Klap-vliesen klaarlyk gezien werden: als ook eenige aderen met takken, voor welke deze Klap-vliesen meer in de lengte uitgerekt, gestelt zyn, waar van ik boven heb gesprooken, welke ik niet oneygentlyk by een halve vingerhoet geleken heb: 't welk blykt aan Higmorus geheel verborgen geweest te zyn, uit zyn Ontleedonderzoek des menschelyken lichaams in de tweede Figuur van de tiende tafel, alwaar alle de Klap-vliesen der aderen van een maaksel bevonden werden: ook heb ik tot noch toe naarstig zoekende, geen Ontleder gevonden, die dit heeft waargenomen. | |||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||
Uytlegging van de III. figuur.Deze vertoont de melk-aderen van een Paart, van de eerste en tweede zoort, de Klier van het darm-scheyl, en een gedeelte van den ontfang-plaats des gyls.
| |||||||||||
Uytlegging van de IV. figuur.
| |||||||||||
Uytlegging van de V. figuur.
|