Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
(1744)–Fredericus Ruysch– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |||||||||||||||||
Van de water-vaten der milt.
| |||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||
de bant afgesneden (gelyk de sesde Figuur vertoont) en op een plank of tafel gelegt werden: op dat alles klaar gezien zou kunnen werden, drukt dan eyndelyk met de vinger het water van het uyt-eynde na den bant, zoo komen de vaten overvloedig in 't gezicht, door welke het water geenzins (ten zy met gewelt) wederom gebracht kan werden, echter staat wel waar te nemen, eerstelyk dat deze vaten niet alleen in het opperste gedeelte van de Milt gevonden werden, maar ook in het binnenste, en deGa naar voetnoot(a) Milt-slag-ader en de senuwen vergezelschappen. Ten tweede, dat zy in alle dieren van een zoort niet even overvloedig zyn. Ten derde, dat de Milt van een Mensch niet zoo veel water-vaten, als die van een Kalf heeft. Ten vierden, staat wel toe te zien in het binden van de Miltvaten, dit deze, 't zy wey- of water-vaten, niet geschent werden. | |||||||||||||||||
Verklaring van de VI. figuur.Deze vertoont de Milt met de afgebonden water- en bloet-vaten.
|