LXIV. Aanmerking.
Wormen hier en daar binnen de Ingewanden zig onthoudende.
Of alles uyt een Ey voortkomt, gelyk Harveus, en zyn navolgers zeggen, hebben, my in twyffel gebragt, de wormen in de slag-aderen van levendige Paarden; als mede wormen in het klieragtige wezen, ofte klieren van de lever, gelyk het hedendaags genoemt word: ja ook in der Schapen gal-weg [ductus cysticus], gal-pyp [porus bilarius], en gal-blaas [vesicula fellea], zeer dikmaals gevonden, en hier onder afgebeelt. In des menschen nieren geheugt my eenmaal wormen gevonden te hebben, dewelke ons in de nieren der honden veel meer voorkomen. Dat 'er ook wormen in de herssenen zyn gevonden, zal niemand in twyffel trekken, die de voornaamste Autheuren doorbladert heeft. Door wat wegen deze beesjens en haar eyertjens in de inwendige deelen van 't lighaam haar ingedrongen hebben, is niet ligtelyk te bepalen. Want datze door de zweetgaten van de huyd, of door de deelen, die tot de ademhaling dienen, zoude gekomen zyn, schynt niet bewysbaar; en veel minder is het waarschynelyk, dat derzelver eyertjens doorgang zoude gehad hebben door de mond, en zoo verders tot die deelen doorgedrongen: want ze zouden ook niet in de maag, waar in, om de chylificatie, een aanmerkenswaardige gisting [fermentatio] en verandering van 't voedzel geschied, in hun geheel konnen gebleven hebben. Ook zouden de eyeren niet door de gyl of melkvaten konnen doorgaan. Doet daar by, dat geen mensch ter wereld ooyt diergelyke wormen, buyten het menschelyk lighaam gezien heeft. Derhalven behoort men hier over in twyffel te staan, tot dat het vernuft van die geenen, dewelke alles wiskonstig en van voore (zoo het God behaagt!) trachten aan te toonen, ons het waare en ontwyffelbare ligt, van deze zaak aan den dag zullen gebragt hebben.