IV.
Van de Klieren van andere Vliezige deelen.
EEn ider weet, dat de [Ventriculi cerebri] holligheden der herssenen, den binnenste omtrek van 't [pleura] borstvlies, het [pericardium] hartezakje, het [peritonoeum] buykvlies, en den zogenaamden [tunica testium vaginalis] scheerok der ballen, altyd bevogtigt, glibberig gemaakt, en besproeyt worden met een dampig vogt; 't wort ook voor niet minder bekent gehouden, dat deze vogtigheydt in die holligheden gestort zynde, vry van daar opwaarts wederom te rug wegvloeyt. Ik hebbe lang getwyffelt, of dit werk wel verrigt wierdt door de klieren van Steno en Malpighius, welke die brave mannen stellen de gemelde vliezen overal te bezetten tot zodanig gebruyk? Maar, na dat ik door een byzondere konst de nooyt genoeg te verwondere fynheydt der uyterste slagadertjes hebben ontdekt, heb ik gemakkelyk kunnen zien, dat tot dien eynde geen klieren van noden zyn, ja zelfs dat ze aldaar niet gevonden worden. In der daat dit bekent de Grote Malpighius met te verzekeren, dat deze klieren in een volkomen gezont lichaam niet gezien zyn, maar datze eyndelyk in ziektens, alwaar ze uytgezet, en vergroot zyn, zichbaar worden. Ik beken dat 'er in deze manier van redenering eenige schyn van bewys is. Dog echter oordele ik, dat de lichaamtjes, welke in de gezegde vliezen verschynen, geen klieren zyn, nog zyn geweest. Maar in tegendeel blykt het my klaar, dat de verstopte uyteyndens der slagaderen overgaan in tegen natuurlyke gezwellen, zynde dan de aangeboore gedaante ten eenemaal verandert. Geven de [Aneurisma] slagaderbreuk, [varix] aderbreuk, [phlyctenoe] blaartjes, en andere diergelyke ziektens, geen duydelyke voorbeelden? Derhalven die stellen wil, dat 'er aldaar klieren zyn, dan behoort hyze in een gezonde staat te vertonen: want het is de plicht van een ontleder van onbeproefde zaken
liever te zwygen, als veel daar van te verzinnen.