gequelt was geweest, voornamentlyk als ze een etteragtige pis loste, dat zy veeltyds wenschte dood te wezen, eer zy het eynde van haar leven bequam. De oppervlakte van de regter Nier was zeer ongelyk, verbeeldende de hom van een Cabeljauw: in 't onderste gedeelte van de regter Pisleyder, even boven de inschieting in de blaas, hing een steen, hebbende de groote van een hazenoot. Ziet de 75. Figuur. In 't binnenste van de Pisleyder, vond ik eenige overdwers leggende vliesagtige vezels of draaden: het middelste gedeelte van de Pisleyder was zoo verwydert, dat het ten minsten een pint by zig onthield. Uyt deze opgezwolle, en met etteragtige stoffe vervulde Pisleyder, zagen wy ontelbaare witte gezwolle vaatjens, die een dun paardehayr dik waren, lopende langs de boven-buyks [hypochondrium] linker zyde. Waar zy eyndigden, konden wy niet nauwkeurig onderzoeken, om dat ons het gewenste onderzoek van de eygenzinnige vrienden geweygert wierd. Deze vaatjens waren geen melk-aderen, veel minder bloedvaatjens; met de water-vaten quamenze ook mede niet overeen: maar ik zoude geloven, dat het een byzonder zoort van vaten was geweest; ja zekere vezels, (geen nieuwe, maar die, dewelke de vliezen maken, door welkers hulpe de Pisleyders aan de lendenen vastgemaakt werden) dewelke altyd, na myn gedagten, hol zyn. Zoo dat uyt deze en diergelyke aanmerkingen, misschien gelegentheyd zal geboren worden, om netter te determineeren die wegen, waar van tot nog toe de Ontleders, niet anders als by gissingen, zoo veel gerugt gemaakt hebben.