Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
(1744)–Fredericus Ruysch– Auteursrechtvrij
[pagina 1008]
| |
zwering gekregen, welke de onderste lip zodanig aangedaan hadt, dat 'er een groot gedeelte daar van uytgegeten zynde, aldaar een grote quetzuur vertoonde; 't was afschuwelyk het aangezicht met zo een lelyke wonde aangedaan te zien, maar nog veel erger nogtans was de gestadige druyping van spog, 't welk met een grote menigte gedurig door de openstaande en gapende wonde voortvloeyde: hier door was de elendige gedwonge altydt een neusdoek tegen de lip te houden, waar mede zy het nedervloeyende vogt stuyttede, en 't zelve te gelyk met het bygebragte linne opnam. By een groot geluk is haar by geval tegengekomen Adriaan Verduyn, die zeer beroemde, edelmoedige, en in 't oeffenen van zyn konst zeer gelukkige Chirurgyn, dewelke de elende van dit Meysje ziende, heeft haar zeer beleefdelyk gevraagt, van waar zy was, en wie hare ouders? na dat hy uyt het antwoort verstaan hadde, dat byde hare ouders gestorven waren, en zy nu in 't Amsterdamsche Mennoniten Weeshuys opgebragt wierdt, heeft hy aanstonts medelyden met haar gehadt, en is uyt zich zelfs na de regenten van dat huys gegaan, zich aanbiedende, om 't meysje van dat zware pak van elende te verlossen, begerende geen andere loon, als de verligting van de leydtster. Ze wordt aanstonts aan de zorg van dezen man aanbevolen; die de verharden randen aan weerszyde zodanig afgesneden heeft, dat ze raauw en bloedig wierden, gelykerwys in de genezing van een [labium leporinum] hazemont, vervolgens twee naalden door de lip gestoken hebbende, bragt hy de splyting der wonde tot malkanderen, en maakte dezelve vast met draden, volgens de regels van de konst; waar door de wondt binnen zes dagen toegeheelt, en de leydster zelfs volkome genezen is, zo dat ze nu al het spog gemakkelyk in de mont konde houden, en is ten buydigen dagen toe gezont gebleven. 't Alleraanmerkelykste in dit geval is, dat de leydtster, terwyl zy zo veel quyl verloor voor de genezing, een tenger en na haren ouderdom een zeer kleyn lichaam hadt, zo dat haar lengte geenzints met de Jaren over een quam; maar zo gaauw als zy door deze konst genezen was, begon ze aanstonts op te schieten, zo dat ze binnen korten tydt een behoorlyke lengte kreeg, en wegens deze grote en schielyke verandering waren alle menschen over haar verwondert. Hoe dwalenze derhalven, die, het spog of speegzel voor een schadelyk uytwerpzel houdende, het zelve wegwerpen, en menen, dat een mensch zo veel te beter vaart, hoe dikwilser hy het lichaam daar van ontlast, gebruykende tot dien eynde quyl verwekkende middelen en taye deegkoekjes om te kaanwen. Ik hebbe in tegendeel menigmaal gezien, dat 'er uyt gebrek | |
[pagina 1009]
| |
van dit vogt een [cibi fastidium] spyswalging voortquam, dewelke van [morbi acuti] scherpe ziektens opkomen, en die haar mont dikmaals vol spog hebben, dat ze de quyl moeten doorslikken; ja zelfs in [morbi chronici] langdurige ziektens komt 'er menigmaal een groote toevloedt van spog; wanneer ze dat uytspouwen, worden de zieken erger, maar indien ze het spog den tydt van drie dagen geduldig doorzwelgen, worden ze zeer gelukkig genezen. 't Is gebeurt, dat ik alhier te Amsterdam gehaalt wierdt by een Mevrouw, klagende over een magerheydt, en vertering byna van 't geheele lichaam. Ik hebbe deze Vrouw zodanig verzwakt gevonden, dat ze naauwlyks adem konde halen. De Geneesheeren over haar gezontheydt ten eenemaal wanhopende, hadden haar verlaten. Terwyl ik op alles acht gaf, om de oorzaken van de quaal te onderzoeken, zie ik by geval, dat ze alle oogenblikken in een potje quylde, en aldus waarlyk haar nu byna verdroogt lichaam uytmergelde. Aanstonts heb ik haar gezegt, dat ze zich matigen, het spog doorslikken, en zo een goedt vogt niet zou uytspouwen. Deze raadt scheen haar wonderlyk, en daarom wygerde zy 't in 't eerst, verzekerende, dat dit haar ten eenemaal schadelyk en onmogelyk was. Dog als ik 'er wederom op aandrong, dat zy 't doen zou, gehoorzaamde zy. Wat een verandering van zaken! Zy is in 't kort zonder hulp van eenig ander middel herstelt. Dit is de eerstemaal niet, dat ik zulks gezien hebbe, maar menegmaale; immers in 't eynde van de ziektens is 't een gemeen gebrek. Indien 't verzuymt wort, dan wordt het dikmaals doodelyk. |
|