jaarde [valgus] krombeen te voren. Aanstonts onderzogt ik zulks, en ten eerste begreep ik de reden van 't gebrek. Namentlyk in beyde de beenen was de inwendige holligheydt van 't bovenste van 't scheenbeen veel dieper, als de uytwendige holte van 't zelfde been, waar door nootzakelyk het inwendige gedeelte van dit lidt moest hellen na dat van 't andere, en beyde aldus malkanderen aanraken. Zie hier van de 2. Figuur van de 1. Plaat. Derhalven die deze menschen, na dat ze volwasschen zyn, aannemen om te genezen, en de genezing aanvaarden met werktuygen en banden, doen qualyk; want het is onmogelyk in volwassche menschen te maken, dat de holte ondieper, of het aangroeizel van 't dybeen verlengt wordt, tot dat het met die holte overeenkomt: maar in de tedere jeugt vermogen deze werktuygen veel, en kennen dit gebrek voorkomen, als mede die geneesmiddelen, welke de zurigheydt der vogten na de beenderen gebragt, verzagten, en de daar uyt ontstane weekheydt der beenderen vastmaken: Want schoon weynige met proeven deze zaak onderzogt hebben, echter ben ik verzekert, dat de beenderen van een mensch met een zekere zuure vogtigheydt doortrokken zynde, zo week worden, dat ze de taayheydt en buygzaamheydt van een teentje verkregen hebbende, konnen worden gebogen, gelyk men ziet te geschieden in die geenen, welke
met de engelsche ziekte en scheurbot gequelt zyn. Aldus hebbe ik bevonden, dat de beenderen der kinderen, in een zuure vogtigheydt lang geweekt, zodanig week worden.
Blykt hier nu niet uyt de reden van die merkwaardige ziekte, waar mede een Vryster in Vrankryk aangedaan was, namentlyk wiens beenderen alle zo week als koek waren? Ook oordeele ik niets erger voor kinderen te konnen zyn, welkers beenderen aldus aangedaan zyn, als dat ze gedwongen worden op hare beenderen te staan, en dat nog grooter quaadt is, te gaan. Want de weeke [juncturae] gewrigten door de zwaarte van den opleggenden last worden verwydert, derhalven veroorzakenze alle de qualen, dewelke men dagelyks in kinderen, met de Engelsche ziekte geplaagt, ziet te geschieden. Beschouw maar eens de 2. Figuur van de eerste Plaat, alwaar een kromte van 't dyebeen vertoont wordt. Op de zelfde Plaat in de 3. Figuur, ziet ge vier Toonen van een volwassche mensch, waar in buyten de oppervlakte van de huyt de huydttepeltjes van de huydt, en 't netwyze lichaam ontbloot, te voorschyn komen: zy puylen waarlyk zodanig uyt, dat men ze duydelyk zien kan, indien net voorwerp in de zonneschyn gestelt, door een goedt vergrootglas bezigtigt wordt: om dat deze tepeltjes voortkomen uyt de uyteyndens der zenuwen, ontstaan 'er menigmaals [clavi] Exteroogen of Lekdorens,