Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
(1744)–Fredericus Ruysch– Auteursrechtvrij
[pagina 77]
| |||||||||
meerder uyt, als in de tegennatuurlyke baaring: waar van veele spaarzamer, en met minder nauwkeurigheyd, als 't behoort, geschreven hebben. Nu zal (ten opzigte van de moeder) onze reden zyn van de tegennatuurlyke baring, in welke baring de moerkoek is nagebleven, en van zommige verkeerdelyk gehouden voor een valsche bevrugting. Daar doen zig veele oorzaken op, dewelke de uytgang van de moerkoek na de verlossing van 't kind beletten: ook ondergaat de moerkoek veele veranderingen, zoo zy na de baring in de Lyfmoeder blyft zitten. Zomtyds hebben wy gezien, dat de moerkoek in groote zeer toenam, na dat zy langer als na behooren in de Lyfmoeder was gebleven. Zomtyds word ze, als het kind gebooren is, zoodanig van de Lyfmoeder, die haar zelfs wederom toetrekt, gedrukt, datze verkeerdelyk van zommige, gelyk te vooren aangetoont is, gehouden is geweest voor een harde zuyger. Niet zelden word zy met verrotting en stank uyt het lighaam op verscheyde reyzen uytgedreven. Zomtyds verandert zy ook in heldere waterblaasjens, gelyk gy ziet in de 34. en 35. Figuur. Zoodanige veranderingen van de moerkoek in waterblaasjens, heb ik veelmaal gezien, en wat de oorzaak daar van was, heb ik lange tyd in twyffel getrokke, tot dat my gebeurde te zien een moerkoek ten deele gezond, ten deele in waterblaasjens verandert. Deze waterblaasjens schynen my niet anders te zyn, als de allerkleenste kliertjens in waterblaasjens verandert welk ongemak in de Lever, Nieren, en andere klieragtige deelen genoegzaam gemeen is. Wie zoude zig konnen inbeelden, dat het zoude zyn uytzettingen der vaten? want dan zouden 'er zeer groote waterblaasjens gevonden werden ontrent het midden van de moerkoek, maar nu zyn zy zonder ordre gestelt, groote en kleyne. Daarenboven heb ik bevonden, dat die vaten tot niet worden, zoo dat 'er nauwlyks een takje overblyft. Wat verders van myn gevoelen is, ontrent de klieren van de moerkoek, tegens de meening van zommige hedendaagse Anatomisten, heb ik voorgenomen naderhand te verklaren. | |||||||||
Uytlegging van de XXXIV. figuur.
| |||||||||
[pagina 78]
| |||||||||
De 35. Figuur.Vertoont een Moerkoek geheel in waterblaasjens verandert, en een tros van druyven verbeeldende. |
|