XII. Aanmerking.
Een quaadaardige zweer van de Baarmoeder.
Onder alle ongemakken van 't lighaam, waar mede de vrouwelyke sexe geplaagt werd, hebben geen de minste plaats de quaadaardige ulceratien van de baarmoeder.
Ao. 1671. heb ik een Vrouw gevisiteert, dewelke voor eenige maanden een zweer in de lyfmoeder gekregen had, met zoo groote en geduurige uytstorting van bloed, dat 'er yder een van verwondert stond.
Zy wenste veelmaal om de dood, wegens onuytsprekelyke pynen van die partyen, tot dat zy eyndelyk, de middelen om de ongemakkelykheyd en nattigheyd dier plaatze niets konnende helpen, van haar ellende door de dood verlost is geworden.
Het doode lighaam geopent zynde, heeft zig de hals van de Lyfmoeder op het aanraken van 't lighaam van een gescheyden, als zynde geheel verrot. Het gedarmte was van buyten door de voorgaande ontsteking en ontvelling aan een gegroeyt, de andere deelen heb ik gezond bevonden. Zoodanige zweeren van de Lyfmoeder, die waarlyk voor doodelyk moeten gehouden werden, heb ik naderhand dikmaals gezien, niet alleen met zulke zwaare pynen, maar ook met zoodanige zwaare pogingen of perzingen om haar te ontlasten, dat de patienten het gewelt daar van niet wederstaan konden, ja liever wilden sterven, als alzoo te leven.