ik hebbe de wonderbaarlyke loop der zelver, niet zonder verwondering kunnen beschouwen.
In het zelfde voorwerp waren daar en boven nog klaar genoeg te zien de bloed-vaten, loopende door de tusschen-kraakbeenige plaatzen der ribbens, en voornamentlyk van de inwendige mam-vaten haar oorspronk nemende: om nog met stilzwygen voorby te gaan, op wat wys dezelve door het been-vlies van 't borst-been [sternum], en ook door het harte-zakje verspreyd worden.
Waarlyk, ik verwondere my, dat geen Autheur tot nog toe deze vaten afgebeeld heeft, maar wat mag ik spreeken van afbeelden? Veele, alwaar zy handelen van haar oorspronk, verscheelen zeer van malkanderen; en het geen nog meer is, het harte-zakje ook zullende beschryven, zoo denken zy niet eens op de vaten.
Onder de Ouden is Vesalius, die in zyn Boek van de Gesteltenis van een Mensch, in het 8. Hooftst: pag. 728. van 't harte-zakje aldus spreekt: Het heeft byna geen slag-aderen door zig verspreyd, nog ook aderen, ten zy zeer fyne, en geringe, byna afkomstig van die, dewelke door de omringende vliezen als tot een net worden gespreyd, enz.
Andreas Spigelius de Hum. Corp. Fabr. pag. 348. cap. 5. het Harte-zakje beschryvende, spreekt in 't geheel geen woord van deze vaten, dewelke ik ook in de plaaten van de Professor Bidloo niet gewaar worde.
Andreas Laurentius de Hum. Corp. Fabr. cap. 9. pag. 347. heeft dit van de vaten van 't Harte-zakje geschreven: Het heeft gemeene aderen van de middenrifts-aderen [venae phrenicae], en nog een byzondere ader van de ondersleutel-been-ader [vena subclavia]; welke zy vena capsularis noemen. Van de slag-aderen spreekt hy in 't geheel niet.
De zeer vermaarden de Marchette, pag. 113. zegt, Dat het harte-zakje slag-aderen heeft van de middel-schots slag-aderen [arteriae mediastinae), die wegens haar kleynheyd nauwlyks kunnen bemerkt worden.
De zeer geleerden Blasius heeft het volgende van de vaten van 't Hartezakje, in zyn Anatomie pag. 124. het 2. Hooftdeel: Het heeft vaten, zegt hy, van alderhande slag, middelschots-vaten [vasa mediastina] genaamt, aderen van de hol-ader, en slag-aderen van de groote slag-ader.
Veslingius in zyn Anatomie pag. 145. zegt, Dat het harte-zakje nauwlyks zigtbaare slag-aderen bezit: met deze schynt Bartholinus over een te stemmen, by my pag. 350. alwaar hy zegt, Dat het harte-zakje kleyne aderen heeft, onder van de middel-rifts-aderen, en boven van de oxel-ader [vena axillaris]; maar geen klaarblykelyke slag-aderen. Dog hoe verre dit van de waarheyd af is, heb ik dikwils in uwe voorgemelde doode Lichamen waargenomen, in dewelke de harte-zakjes opgepropt zyn met zeer klaarblykelyke en ontallyke slag-aderen, wonderlyk door malkanderen loopende.