Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
(1744)–Fredericus Ruysch– Auteursrechtvrij
[pagina 68]
| |||||||||||||
geene, 't welk in plaats van de navel was; namentlyk, een t'zamengemengde klomp of chäos, bestaande uyt ontvelde heuveltjens: gelyk gy ziet in de 23. Figuur. | |||||||||||||
Uytlegging van de XXIII. figuur.
In 't onderste gedeelte quamen ons in 't gezigt twee gaatjens, waar uyt geduurig de pis al druypende zypelde, voornamentlyk als het huylde. Dat dit kind zonder blaas is geweest, daar hoeft men niet aan te twyfelen, voornamentlyk om dat 'er ook geen water-weg [meatus urinarius] was. 't Welk ik ook meenigmaal ondervonden hebbe in 't openen der doode lighaamen. Of zulks door schrik is gekomen? Want de moeder was eenige weeken voor de baaring van een hoogte gevallen. |
|