| |
| |
| |
De Veertiende Ontleet-kundige Voorstellige brief Door Mauritius van Reverhorst, Medicyne Doctor, en Hoogleraar in de Ontleetkunde,
Aan den zeer vermaarden Heer, Fredrik Ruysch, Medicyne Doctor, en Hoogleraar in de Ontleet- en Kruyt-kunde, enz.
Aangaande de Nieuwe Manier van 't afzetten der Ledematen.
MAURITIUS van REVERHORST,
Wenscht aan
FREDERICUS RUYSCH,
&c. &c. &c.
veel heyl en voorspoedt.
Uwe brief onlangs aan my geschreven, is my zeer aangenaam geweest, voornamentlyk om dat ik uyt het bygevoegde verhaal omtrent de manier van snyden van frere Jacques de Beaulieux, in 't gemeen den herremyt of kluyzenaar genaamt, heb mogen verstaan, hoedanig een uytslag in zyn lyderen dezelve in uwe stadt gehadt heeft, dewyl 'er zo verscheydentlyk by verscheyden van hem gesproken wort: want deze pryzen zyne behandeling in 't snyden, als de beste, behendigste, en hem gelyk als van den hemel ingegeven, andere in tegendeel verwerpen dezelve te gelyk met des mans goeden naam, en schenden
| |
| |
hem met vuyle lastertaal, daar wy evenwel, zo wel als die genen, wien de genezing dezer lyderen te Leyden aanbevolen was, in de genezing zeer gelukkig zyn geweest, nademaal 'er uyt dertien van verscheide geslachte [Sexus] en ouderdom, [aetas] zo van de steen [calculus] als van verscheide zoorten van breuken [herniae] gesnede zynde, maar twee gestorven zyn, beyde boven de vyftig jaren oudt; waar van de eerste door een langdurige verzwering in de Blaas uytgeteert, en de steen zelfs zeer groot, ruuw en ongelyk, nietals met een zware Bloedstorting uytgetrokken zynde, binnen den tydt van negen weken, zo verre tot zyn vorige gezontheydt herstelt is geweest, dat hy, die te vore door zeer vele pynen, en gestadig waken en een verzwering van de Blaas verzwakt en byna uytgeteert was, nu veel vetter te voorschyn quam, ja zelfs zyn water nu een tydt lang konde houden, door zyn kamer wandelen, en zyn werk in de winkel zelfs (want hy was een Yzersmit) eniger maten verrigten; gevolgelyk, zo 'er in een lyder enige hoop van behoudenis scheen, was 't in den onze, dewelke echter door zekere schrik van brandt uyt zyn bedt springende, en verscheyde misslagen in zyn levenswys [Draeta] begaan hebbende, gestort is eerst in een gestadige koors met een hoest, door welke geweldige schudding van 't lichaam, de lippen van de wont, nu byna toegegroeyt, wederom van malkanderen afgebroken zyn, en verscheyde steenagtige schorzen, wegens de doorvloeyende Pis zich gestadig aan de kanten aanzettende, hebben onze genezing vertraagt, terwyl ondertusschen in de pisschaft, [Vrethra] op verscheyde plaatzen ontstane vlezige [carunculae] uytwasschen, den vryen uytgang van de Pis beletteden; zo dat, wanneer de verdere toevallen met de koorts vermeerderden, deze onze lyder het leven met de doodt heeft verwisselt: Maar wat 'er in zyn lichaam verschuylt heeft, wierdt ons niet
toegelaten door de ontleding te ontdekken: dog wat wy aangemerkt hebben in onze andere lyder, insgelyks door hem van de steen gesneden, en wiens doode lichaam van ons onderzogt is, hebt gy zonder twyfel van Mr: Pieter Adriaanze Verduyn, en zyn Zoon verstaan, zo wegens den ongezonden stant van zyn Lichaam, dewyl hy te voren beroert was geweest, en gequelt met bloedt pissen, ja zomtydts met een opstopping van 't water, als ook van zyn darmbreuk, ten tyde van de operatie uytschietende, en de ene nier door een verzwering verteert, en andere tegen natuurlyke zaken in 't lichaam gevonden en aangemerkt, waar door dit ongelukkig voorteken genoeg voorzien is geweest: Ik twyfel niet, of gy zult deze en de meeste andere zaken, die by dit geval behoren en de aanmerkenswaardigste zyn, verstaan hebben, daarom zal ik een wydtlopiger verhaal over die zaak hier voorbygaan, dewyl 'er nog uyt de gemelde dertien lyderen, Godt zy lof! elf in leven en gezontheydt
| |
| |
zyn, die van deze manier van snyden genoeg getuygen kunnen. Ondertusschen twyffel ik geenzints, of zeker Fransman of een ander, die zyn manier van snyde grondig kent, en van een beslepender pen is, als de gemelde heremyt, zal deszelfs manier tegen de boosaardige lasteraars van zyn goeden naam verdedigen, gelyk ik onlangs uyt een brief van Versailles door hem aanons toegezonden, niet duyster heb kunne bespeuren, alwaar hy tegelyk, dog watduyster, spreekt van een nieuwe manier om de breuken (zonder verlies van een bal) te snyden, dewelke hy zegt nu enige malen in 't werk gestelt te hebben, en die om vele redenen boven de oude manier te achten zal zyn, gelyk de tydt leren zal. Dit zy dan gezegt van den heremyt, en zyne geschillen, en gelyk ik dezelve niet voor hem opneme, alzo wil ikze ook niet beslegten; ik ga over tot een andere en ook nieuwe, of onlangs in die konst (namentlyk van afzette) voorgestelde manier, dewelke P: A: Verduyn onlangs voorgestelt, en met verscheyde Proefstukken, by hem op die tydt voorgevallen, bevesligt heeft, over welke manier ik des te liever met u handele, om dat ik dezelve kortelings te Amsterdam in uwe tegenwoordigheydt van P: A: Verduyn en zyn Zwager, en Zoon, die doorluchtige lichten in de heelkunde, hebbe gezien in 't werk stellen, de zelfde afzetting is by ons ook een wynig daar na, niet in de hant, niet in een Jongman, niet op de nieuwe manier, maar in de voet, in een vryster, en dat op de oude manier te weeg gebragt door Stephanus de Rouw, en Adolphus Stukery, zynde Abraham van Kervel, en Everardus van Ourik, by ons zeer geoeffende mannen in haar konst, daar aan mede behulpzaam geweest, en Doctor Jacobus de Bye en ik tot aanschouwers of liever om den lyder te genezen.
Ons voorval zal ik hier eerst verhalen, daar na zal ik byvoegen, 't geen ik van u in UL: voorval begere.
Een vryster van twe en dertig jaren oudt voor tien of elfjaren van 't branden op de regter voet omtrent den [talus] enklaauw lang qualyk behandelt zynde, en dan eens deze en gene hulpmiddelen gebruykt hebbende, is 'er van die tydt af, in dat deel gegroeyt een [uleus] verzwering met een [caries] bederf zo van 't [apohysis] uytsteekzel van 't [tibia] scheenbeen zelfs en [fibula] kuytbeen, als van de andere byleggende beenderen van de geheele [tarsus] voorvoet, ondertusschen verscheen 'er dan in dit, dan in dat deel, enige hoop van genezing, maar wat de verdere [functiones] bedieningen van 't lichaam aanbelangt, dezelve waren na behoren, en schoon zy het gebruyk van deze qualyk gestelde voet (dewyl de meeste banden, dewelke deze beenderen anderzints vasthouden, nu door de verzwering verteert en de tenen ten enemaal na de aarde gebogen en tegen de natuur uytgerekt waren) missen moest, echter beweegde zy zichwel genoeg door hulp
| |
| |
van een kruk, zo datze zelfs ook vaardig de trappen opklom, en haar verder werk iverig waarnam; ondertusschen weet ik niet door wat ramp zy een val doedt, waar door die beenderen, voornamentlyk van den [calx] hiel niet alleen gebroken, maar ook, het gehele lichaam daar op vallende, ten enemaal vermorsselt zyn, met zo groote bloedtstorting, datze scheen naaulyks daar van op te zulle komen, welke nogtans weggenomen, en de wont na gelegentheydt van tydt behandelt is, dog wanneer 'er geen hoop van herstelling en gebruyk van de voet zich opdeedt, zynze alle eenparig daar in overeengekomen, dat die voet een wynig onder de knie zou werden afgesneden; schoon deze operatie behendig en spoedig in 't werk gestelt is geweest, ja ook de genezing zelfs voor een tydt gelukkig genoeg volgde, en een gewenschte uytkomst beloofde, echter hebben wy het tegendeel moeten zien. Want behalve de gestadige en byna onverdraaglyke pynen, zo in 't beledigde, als in 't nu afgenomene deel, waar over zy onophoudentlyk klaagde, kreeg zy voor eerst de stonden voor den behoorlyken tydt, met groote krimpingen in 't gedarmte, en geduurige afgangen, en zo ras die gestilt en gestuyt wierden, klaagde zy aanstonts over benaauwtheydt in de keel, en moeyelykheydt in 't ademhalen, 't welk in 't begin gehouden wierdt voor een [passio hysterica] opstyging van de baarmoeder, zynde een gebrek, dat haar eygen was, maar uyt de pyn van den hals, en deszelfs lastige beweging, en het kaauwen als slikken enigzints belet zynde met enige toesluyting van den Mondt, en verdraying van de spieren van 't gezicht, hebben ze op iets anders beginne te denken, voornamentlyk die gene, dewelke te gelyk met ons ondervonden hadden, dat dit in de lyderen, die door den heremyt van een darmbreuk gesnede waren, schoonze byna behouden schenen, gemeenlyk dodelyk is geweest; die gene, zegge ik; dewelke dit te vore met ons aangemerkt hadden, schoon niet zonder reden alles in de wont naar
wensch zich vertoonde, voorspelde echter enig quaadt, voornamentlyk als de gemelde toevallen nog door uiterlyke nog inwendige hulpmiddelen vermindert wierden, maar in tegendeel de koors meer verhefte, ja zelfs de lyder ook klaagden over moeylykheidt zo in 't wateren als in 't afgaan, welk gebrek nochtans door aangewende [clysteres] darmspuytingen enigzints verligt scheen te worden, dit niet tegenstaande, wanneer de pynen zo in de buyk, als in 't nu afgekorte deel (voornamentlyk daar de verzwering was geweest: want dat deel was haar gestadig in de gedagten, dewyl de zenuwen, en zenuwagtige delen haar eynde in de wont zelfs nu hebbende, en de ongelegentheden van de lucht, en andere uytwendige ongemakken onderworpen, en nu qualyk gestelt zynde, dit denkbeelt aan de ziel toebragten) vermeerdert wierden met de koors en [delirium] ylhoof- | |
| |
digheydt, heeft een dikmaals gewenschte doodt een eynde der pynen onzen lyder toegebragt.
Wat zullen we dan zeggen van de behendigheydt in 't opereren? van de genezing voor een tydt gelukkig genoeg? zo zy zo een droevigen uytslag hebben; waarom we met Hippocrates in zyn kortbondige spreuken moeten aanmerken, dat de onderneming vol gevaar is, en dat daarom andere middelen bedagt moet worden, waar mede wy zo een ongelukkigën uytslag, en de andere verhaalde toevallen te keer gaan: want wie zal niet zeggen, dat alle deze voortkomen uyt de vereniging en 't zamenhang der zenuwen, en zenuwagtige delen? die in deze afzetting of gewont of op een andere wys qualyk gestelt, verbroken, gescheurt, of tegen de ongemakken des luchts minder bewaart worden; zoude niet die manier, dewelke P: A: Verduyn onlangs voorgestelt heeft, en dewelke ik zeer gelukkig in uwe tegenwoordigheydt van hem hebbe gezien in 't werk stellen, te achten zyn boven de oude? nademaal de genezing niet zo langdurig is, nog de pyn na de operatie zo groot, nog ook dan een vrees voor zodanig een bloetstorting, nog scheyding van 't been te wagten is, en de zenuwen, en zenuwagtige delen, pezen, en derzelver vezelen en de vaten zelfs nu gedekt en tegen de koude en verdere moeyelykheden en uytwendige ongemakken, door 't opleggen van een klomp van spierige delen, genoeg bewaart schynen te zyn: niet dat ik deze nieuwe manier, alleen om datze nieuw is, wil invoeren, maar om datze in de genezing minder pynlyk, en met wyniger toevallen verzelt is, zou ze daarom niet te omhelzen, en boven de oude te achten schynen?
Nu is 'er niets, daar wy meer na verlangen, als dat uwe aanmerking in 't licht kome, en wat 'er in de genezing zelfs voorgevallen is, en op welke en hoe veel wyzen deze nieuwe manier boven de ouden te achten, of minder te achten is, zo ten aanzien van de pyn, en vertoeving in de operatie zelfs, als van de verdere toevallen na de gedane operatie, en ook van de opzwelling van die spieren, waar mede de uyteyndens der beenderen en verdere delen gedekt moete worden; wat het overige aangaat, ik twyffele niet, of gy zult de afgezette handt zelfs door uwe zeer behendige konst tegen alle bederf bewaren, en op koper, gelyk gy gewoon zyt, late snyden, en dat, zo 't wezen kan, in de natuurlyke gedaante, dewyl men anders daar van zo naauwkeurig niet oordeelen kan, gelyk in Severinus libr. de nov. observat. absc:, byna diergelyke geval verhalende klaar blykt: gy zult buyten twyffel ons ook berichten van de hoedanigheydt dezer gezwellen, dewelke zich in de handt openbaarden, en ofze van een kraakbenige, of benige, dan ofze van een klieragtigen aart geweest zyn (gelyk Pechlinus obs. lib. 3. obs 46. heeft) als ook met welke delen zy vast zitten, of liever, waar van daan zy haar eerste oorspronk geno- | |
| |
men hebben, en geboren zyn, ofze uyt eygene vaten van de eerste beginzelen af, te gelyk met eene starke inbeelding ten tyde van de dragt, aan deze gezwellen van de natuur verleent, zyn voortgekomen? of hebbenze uyt depezen en derzelver bekleetzelen, of uyt het beenvlies, of uyt het been zelfs, gelyk als de bron, en eerste oorspronk haar begin genomen? met een woort, wy verwagten met groot verlange van u, wat uwe gewone vernuftigheydt in 't ontdekken der verborgenste geheymenissen van de lichamen verder ontdekt zal hebben; ondertusschen, wensch ik van gantscher herten, dat gy lang leven, en welvaren, en de ontleedtkonst met nieuween tot nog toe ongehoorde vindingen verder versieren moogt.
's Gravenhage, den een-en twintigste van Lentemaandt in 't Jaar 1701.
|
|