Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
(1744)–Fredericus Ruysch– Auteursrechtvrij
[pagina 124]
| |
petten van Fallopius, konnen gebragt werden tot in 't bekken en holte van de onderbuyk. Ik kan geenzints zien, waarom het bloed, buyten het baren uyt de holte van de Baarmoeder door de gezegde wegen, ook niet kan komen tot in de holte van het bekken, als de Baarmoeder geslooten is: Ja ik zal een bewysbaare zaak voor den dag brengen. De zeer handige Heelmeester Rogier Roonhuysen, heeft voor eenige tyd geopent het doode lighaam van een vrouw, die de maandstonden had, (in tegenwoordigheyd van den zeer waarde Medicyn Dortmond, en vermaarden Heelmeester Adriaan Coenerding) in welkers holte van de Lyfmoeder hy gevonden heeft geronne bloed, dat aan dezelve zagtjes vasthing, waar mede ook de trompet aan die zyde niet alleen besprengt was, maar ook het eyerstokje, in wiens oppervlakte het geronne bloed overvloedig vast hing. Deze Lyfmoeder te gelyk met de eyerstokken daar aangehegt, en het geronne bloed, zoo als my de gemelde vrienden vertoond hadden, bewaar ik in myn Cabinet, zoodanig gebalsemt, dat alles zyn natuurlyke gestalte, groote, en figuur behouden heeft, en dat zonder rimpels, dewelke na de drooging dikmaals gewoon zyn na te blyven. |
|