LXXXVI. Aanmerking.
Een Lever in een dood lighaam van een waterzugtige qualyk gestelt, en hoedanig.
Alhoewel dikmaals gebeurt, dat klieren van de Lever in waterzugtige verhard werden, nogtans bevind ik, dat diergelyke ongemakken niet net met elkander altyd overeenkomen. Zommige Levers van waterzugtige verharden in 't geheel, de oppervlakte effen blyvende en de klieren onzigtbaar. Zomtyds worden die klieren zoo groot, dat zy door des geheele Levers oppervlakte uytpuylen; zomtyds zynze zoo groot als een haazenoot. Onlangs heb ik geopent een dood lighaam van een zekere waterzugtige, (welkers voeten drie Jaaren lang zugtig zyn geweest, waar door hy eyndelyk, in Zee schipbreuk geleden, en veel koude verdragen hebbende, in een waare waterzugt [ascites] van de buyk vervallen was) in tegenwoordigheyd van den zeer geleerden en ervaaren Medicyn Pieter Bernage, (die my gelegentheyd gegeven had om 't lighaam te openen) als mede den ervarenen Heelmeester Vogelesang. In de borst, (alhoewel hy met zwaare en geduurige benauwtheden gequelt was geweest) hebben wy niets quaads gevonden: al het ingewand in de buyk was wel gestelt, uytgenomen de Lever alleen: want dezelve hebben wy geheel verhard gevonden, welkers oppervlakte overal oneffen was, wegens de verharde en in groote toegenomene klieren. Eenige van dezelve hadden de groote van een speldeknop, andere als een linze [lens] of vitze zaad: In de holte