Schaap, en andere Beesten? Nademaal Professor Bidloo de gezegde klieren in 't menschelyke lichaam niet alleen heeft vastgestelt, maar ook dezelve laaten afteekenen in de uytlegging van de Zesendertigste Tafel.
Gy hebt ons wel verscheyde Menschen Milten vertoont, niet alleen versche, maar ook op verscheyde wyze bereyd, als mede anderen door wind een weynig opgeblazen, gedroogt, en overdwersch opengesneden, (want deze woorden gebruykt de gemelde Professor, alwaar hy van de zynen handelt) maar gy voegde daar by, wanneer gy ons die opgeblazen en gedroogde Milten aantoonde, dat dezelve genomen waren uyt de lichaamen van Kalveren; maar gy vertoonde geen Milten, op die manier bereyd, genomen uyt het menschelyke lichaam.
Verders zou ik begeerig zyn te weeten, zeer vermaarde Heer, of ook in 't geheel verworpen moeten worden, de zoo zeer berugte Vezels, door de Zelfstandigheyd van de Milt verspreyd, aan dewelke de Autheuren zulke uytnemende gebruyken hebben toegeschreven? Want deze hebben de Hoogleeraars Bartholinus, Wepferus, Higmorus, Vesalius, Warthonus, en andere beschreven: Ja, daar ik my meer over verwondere, Bidloo heeft dezelve in zyn ontleedkundig Werk laten afmalen.
Daar en boven was ik begeerig van U Ed: te verneemen, zeer beroemde Heer, wat men gevoelen moet omtrent de celletjes of huysjes van de Milt, dewelke gy ons in uwe Demonstratie niet hebt vertoont, daar gy anderzints niets van dat geene gewoon zyt over te slaan, 't welk in yder deel aanmerkenswaardig is, maar dikwyls byvoegt, dat van niemand anders nog beschreven ofte afgemaalt is: want alwaar anderen zig verbeelden haar zaaken wel te verrigten, in 't duydelyk aantoonen der kleynste beenderkens, zo brengt gy, in dezelve geenzints berustende, de vliezen van die beenderkens niet alleen te voorschyn, maar ook de bloed-vaten door de beenderkens loopende.
Eyndelyk zou ik van U Ed: verzoeken een waare en volkome afbeelding van de [vena splenica] Milt-ader.
Voor het overige, zeer beroemde Heer, bidde ik ernstig den groote goede God, dat hy U Ed: gezond en fris bewaare, op dat de Ontleed-konst met Uwe uytvindingen meer en meer mag verrykt worden; en dat gy nog lange Jaaren ten beste uwer vrienden en de geleerde werelt mogt leven, en ben
Uwe Dienstwillige, en U Ed: midsgaders uwes Huysgezin altyd zeer genegene Vriend
Amsterdam den eersten van Lentemaand, in 't Jaar 1696.
JOH: JAC: CAMPDOMERCUS.