Deze Derde Tafel
wyst drie Figuren aan, welkers eerste begrypt de wortel van de groote Slag-ader met zyn takmakingen door de zelfstandigheyd van 't menschelyk hart, en deszelfs oortjes, als ook door de rokken van de groote Slag-ader verspreyd.
De Tweede Figuur vertoont het hart van een Jonge, met de bygevoegde stammen der vaten; deze Figuur is gemaakt na een voorwerp, dat al van twee Jaaren af gestorven, en zoo net bereyd en verhard is, dat byna alle de slag-aderlyke vaten met haare takmakingen, dewelke boven de rug van 't hart verspreyd worden, gezien konnen worden.
De Derde Figuur wyst eyndelyk aan de stam van de groote Slag-ader, met de afgesnedene takken, en dat uyt het lichaam van een bejaard Mensch.