Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
(1744)–Fredericus Ruysch– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
lyk te zeggen. Zommige vervallen om die oorzaak in een onmatige en irriguliere vloed van de Lyfmoeder, by tusschentyde wederkomende, en dat niet zonder pyne. In zommige spant de buyk in een groote uytgestrektheyd, met bezwaarlyke ademhaling, zugt aan de voeten, quaade [anorexia] maag, benauwtheyd voor 't hart, flauwtens, en bleekheyd van aangezigt. Niet zelden komen zy ook door deze ellende te sterven. Zoo dat het quaad al van groot gewigt en periculeus is, maar by zig zelfs niet doodelyke, gelyk zommige onervare Vroedvrouwen gewilt hebben. Niet zelden blyft de moerkoek in de Lyfmoeder tien maanden en nog langer zitten, na dat het kind ter wereld is gekomen. Het is verwonderingswaardig, hoedanige verandering en herschepping, op dat ik zoo spreek, de moerkoeken tegen de natuur ondergaan! dat dezelve zomtyds in waterblaasjes, of blaasjes hangende aan steeltjes, vervult met wateragtige stoffe, veranderen, zal ik naderhand vertoonen: nu laaten wy u voor oogen zien nageblevene moerkoekjens, te vergeefs van andere voor zuygers [molae] gehouden: voor zuygers, zeg ik, eerstelyk om de hardigheyd, dikte, form, en vleesagtigheyd, waar mede zy met de beschryving van de zuygers conform zyn: zoo dat het niet te verwonderen is, dat dezelve van anderen gehouden zyn geweest voor zuygers, welke de gelegentheyd zoo niet hebben gehad, om dagelyks met ons de gezegde overgeblevene moerkoekjens door de Ontleedkonst te onderzoeken: want van die tyd af aan, dat ik in deze groote Stad de Vroedvrouwen heb onderwezen, als wat raars of zeldzaams in haar handen vervalt, zenden zy zulks altyd aan my tot een vergelding. Wederkeerende op de weg, waar van ik afgeweeken was, zegge ik, dat de moerkoekjens van de kinderkens van 2, 3 a 4 maanden dragts, zoo zy langer als na behooren in de Lyfmoeder haar verblyf houden, zoo veel zwaarigheyd niet, als wel verandering bybrengen. Maar zoo de moerkoek van een voldrage kind, of van 7 à 8 maanden overblyft, brengt het meer gevaar by, en zeer dikmaals verandert de geheele moerkoek in waterblaasjes: welkers getal zomtyds zoo groot is, dat de vrouwen schynen bezwangert te zyn, om de uytzetting van de buyk. My geheugd tweemaal een groote Schotel met diergelyke waterblaasjes vervult gezien te hebben in die geenen, dewelke eenige maanden na de baring de moerkoeken in de Lyfmoeder by haar gehouden hadden. Daarenboven heb ik gezegt, dat de moerkoekjens van een miskraam van 2, 3 a 4 maanden, zoo verharden en zoodanige form aannemen, dat zy van de onkundige voor een zuyger gehouden werden, zoo zy maar langer als 't behoort, of eenige dagen in de Lyfmoeder blyven zitten: want de vogten met de vrugt uytgedreven zynde, zoo word de moerkoek door de baarmoeder in een getrokken, en zoo neemt zy deze of geene form aan, als van een Mol, | |
[pagina 72]
| |
Kikvors, of diergelyke zoorte van zaaken: waarom de al te ligt geloovende vrouwen, en die de beuzelagtige fabeltjens toegedaan zyn, verhalen dat zy levendige zuygers, ja zelfs vliegende ter wereld hebben gebragt: ja vermanen andere metgezellinnen, dat zy zig moeten wagten voor zoodanige zuygers, op dat die zuygers haar niet bespringen, en onder haar kleederen zig zoude onthouden. Deze oude wyve praatjes verworpen hebbende, oordeele ik aanmerkenswaardig te zyn, dat zoodanige moerkoekjens, indien zy een maand of langer in de baarmoeder onthouden werden, het kind ter wereld gekomen zynde, zoodanig van de baarmoeder gedrukt werden, dat zy niet alleenlyk hardt als spieragtig vleesch werden, maar ook de overeenkomst hebben met de form en groote van een uyterlyke gedaante van de natuurlyke baarmoeder. Ziet de volgende Figuuren. Een Vrouw voor elf weeken zwanger geworden zynde, (gelyk zy my zelfs verhaalde) kreeg een miskraam door een ontsteltenis, en het moerkoekje bleef eenige weken by haar; het welk door de drukking van de baarmoeder, als de baarmoeder byna tot haar voorgaande groote en form gekomen was, voor de verlossing zoodanig verhard, en mismaakt was geworden, dat ik, indien ik niet naukeurig onderzogt had deszelfs zelfstandigheyd, zoude gelooft hebben, een zuyger geweest te zyn. Ziet de 25. Figuur. Een zekere andere vrouw in de vyfde maand zwanger zynde, verloste een onvoldrage kindje, en na het zelve ook een geheele welgestelde moerkoek. Dit ter wereld gekomen zynde, is 'er een vleesagtige klomp nagevolgt, in form en groote een natuurlyke Lyfmoeder verbeeldende. Ziet de 27. Figuur. Deze opgesnede en naukeurig nagezien, heb ik bevonden, dat het ook een moerkoekje was, mismaakt, en harder als na gewoonte. Van hoe lange tyd zy dit tweede moerkoekje by haar gedraagen heeft, is bezwaarlyk om te zeggen. Of zy bezwangert is geweest met tweelingen, en 't eene tot niets geworden, en onwetende zwaar zynde quyt geworden is, en deszelfs moerkoekje na is gebleven; dan of zy voor deze laaste bezwangering al bezwangert is geweest, en het onvoldragene kindje quyt geworden zynde, het moerkoekje by haar gebleven was geweest, ('t geen meermalen gebeurt) en op nieuws weder gedragen heeft, heb ik niet kunne navorschen. | |
De 25, 26, en 27. Figuur.Vertoonen Moerkoekjens, eenige weeken na de verlossing van 't kind, in de baarmoeder nagebleven, (waar doorze van de drukking der baarmoeder, als die tot haar voorige staat quam, het buytenste gedaante van de baarmoeder hebben aangenomen) Maar indien de gezegde moerkoekjens maar voor eenige dagen zyn nagebleven, worden zy harder, en nemen verscheyde gedaantens aan, en worden gezegt nu een Kikvors, dan een Mol &c. te verbeelden. |
|