de tanden uytvallen of uytgetrokken worden. In hooge jaaren verdwynen veeltyds de kassen na het verlies der tanden, en haar omtrek scherp en hard geworden zynde, dienen zy in oude luyden, in plaats van de tanden om te konnen kauwen. Adrianus Spiegelius spreekt alzoo over deze zaak: Daar zyn zoo veel holtens als tanden, dewyl yder, eerst voortkomende, zyn eygen holte bewaart; en uytvallende, te gelyk ook zyn holte verliest, zoo dat 'er geen spoor of voetstap van nablyft. Johannes Riolanus, in zyn Mensch-beschryving, heeft dit: Na een uytgetrokken tand, indien 'er geen nieuwe navolgt, word de kas of de holte toegesloten, en zoodanig verduystert, dat 'er geen voetstap van overblyft.
Myn meening is, niemand van deze te wederleggen, maar liever tot opheldering der zelver aanmerkingen, dit daar by te doen: namentlyk, dat niet alleen in de ouderdom de kasjens of holtens verdwynen, en haar omtrek scherper en harder word om te eeten, of dat de kasjens verduystert worden of toevallen: maar datze daarenboven in veele zoodanig worden vernietigt, dat, 't welk wonder om te zien is! zoo wel de bovenste, als de onderste kaak, zoo veel spatie in haar diepte, als de kasjens bezeten hadden, verliest; zoo dat geen pink breedte aan de onderste overblyft, en de bovenste bykans tot de neus toe ontbreekt. Ziet de 65. Figuur. Hier van daan komt het, dat de gaten, die geschikt zyn tot doorgang van een tak van 't vierde paar der zenuwen, (op dat ik met de ouden spreeke) niet in 't voorste en zydelyk gedeelte van de onderste kaak, gelyk in de kaaken, die voorzien zyn van alle tanden en holtens, maar in 't opperste van de onderkaak gevonden worden; gelyk blykt uyt de 65. en 66. Figuur, letter b. en c. Hier van daan verliest ook de opperste kaak zoo veel van zyn hoogte, dat 'er nauwlyks tusschen de mond en neus de breete van een schryfpen overig is. De oorzaak van deze verdelging, of liever geheele vernietiging van de kasjens, konnen wy niet toeschryven alleenlyk aan de vryving in 't kauwen van de spys; want dikmaals ziet men, dat na het uyttrekken van eene tand, deszelfs kas op die wys vernietigt werd, schoon nogtans de naast bystaande tanden de vryving van de kas beletten. Ja niet zelden worden de kassen der tanden voor het uytvallen en uyttrekken der tanden vernietigt, waar door de waggelende of losse tanden alleenlyk door hulp van 't tandvleesch en vliezen, aan elkander vastzitten: en het tandvleesch ook ontbrekende, heb ik dezelven mede bevonden vast te zitten aan een vlies: derhalven is 't te vergeefs in zoodanige gesteltheyd, dat de menschen zoeken na hulpmiddelen tot vastzetting der tanden, het geheele quaad toeëygenende aan de scheurbuyk, en niets
minder denkende, als om het gebrek der kassen. Wilt ondertusschen, beminde Lezer, niet gelooven, dat dit quaad niemand gebeurt, ten zy in hooge jaaren. My geheugd, 't zelve gezien te hebben, in die geene, dewelke alleen dartig Jaaren oud was; deze had