in 't onderzoeken van diergelyke geheymen verslyt, en de manier weet, om de fynste [vasa capillaria] hairige vaatjes, die naauwlyks met het vergrootglas kunne bespeurt worden, met zekere waschagtige stoffe op te vullen, kan ik waarlyk niet zien, wat 'er uw edelmoedigheyt waardiger, en billyker wezen kan, als dat gy hier in het verlangen der weetgierigen voldoet, en zo gy eenige nieuwe ontdekkingen omtrent de lever bloetvaten behalven die hebt, welke gemeenlyk de ontleders gewoon zyn aan te halen, wilt dog dezelve tot groot voordeel der geneeskunde mededelen.
Laten U, zeer beroemde Heer, de nyt en laster van quaataardige menschen in 't minste niet doen wachten: want daar ze niet gelyk kunnen zyn, trachten zy ten minsten, als de wangunstigen, den naam van anderen wel verdiende en geleerde Mannen te beknibbelen en aan anderen verdacht te maken, gelykerwys ik my verwondere in deze Academie zelfs over den Hr. Bidloo, dewelke in zyne, zo openbare, als afgezonderde, lessen op u schelt, en zich niet schaamt U voor den elendigsten der ontleders uyt te roepen. Maar ik bid U, dat gy denkt, dat de konst niemant tot een hater heeft, als een onwetende, en dat het veel lichter is iemant te berispen, als na te volgen. Derhalven wensche ik haar beter gedachten, op dat ze eyndelyk haare lastertaal leren sparen, en zo in 't kort haar leven beteren, en U wensch ik, dat gy ondertusschen een stil en gerust gemoet mogt hebben, en dat gy met die naarstigheyt, waar mede gy begonnen hebt, nog verder voortvaart op uwe ontleed-kundige studien te waken.
Daar zouden waarlyk nog wel vele dingen zyn, beroemde Heer, waar in ik gaarne van U wilde onderwezen zyn, voornamentlyk die het [Diaphragma] middelrift en deszelfs bloetvaten aangaan; en of men hier niet met regt konde denken, dar 'er behalven de al over lang van anderen beschreven slagaderen, nog anderen zyn, die na 't middelrift gaan, waar af tot dezen tyt toe geen ontleder gedroomt heeft. Maar ik vrees, dat ik de palen van een brief te buyten gaan zal, en schyne uwe beleeftheyt al te veel te misbruyken.
Voor het overige, Bidde ik den almogenden goeden Godt, dat hy niet alleen U gezont, en lang doet leven, en beware, maar U ook in 't midden van de lasteringen met een zoete en aangename rust en stilte ondersteune, tot grote nuttigheyt en luyster van onze konst. Zyt gegroet, beroemde Heer, en vaart voort my verder te begunstige, die altoos zyn zal.
Een Onderdanigste vierder van uwen wydtberoemden naam
ANDR. OTTOMAR. GOELICKE.
Medicyne Doctor.
Geschreven in myn bevlyt-kamer tot Leyden op den tienden van Grasmaant in 't Jaar 1697.