XXXVII. Aanmerking.
Een bederving [caries] der ribbens door een slag-ader breuk [aneurisma] van de groote slag-ader [arteria aörta.]
Gelyk het uytvloeyende zweet door zweetgaren van 't vel in zommige zoodanig scherp is, dat de doeken, ja ook zelfs de hembden in 't kort daar door een verrotting verkrygen; alzoo doen ook diergelyks de humeuren, wanneer de waare ribbens een bederving aannemen van een enkele slag-ader breuk of slag-aders gezwel van de groote opgaande slag-ader.
Voor 22 Jaaren heb ik een Man geopent, die van lange tyd in zyn borst gedragen had een slag-aders gezwel, van die groote, dat het byna met het hoofd van een eerstgeboore kind overeenquam, met zoodanige klopping, dat men dezelve, als men de hand daar tegen hielde, konde voelen slaan. Het lighaam geopend zynde, vonden wy een slag-aders gezwel in de groote opgaande slag-ader, een duym of twee breed van het herte; gelyk in de 38. bygevoegde Figuur vertoont werd.
In de aangroeying van dit slag-aders gezwel, wierden de waare ribbens gedwongen van elkander te scheyden; ja wy vonden dezelven ook zoo bedorven, dat zy voor een groot gedeelte ontbraken, en dat 'er van overbleef, kon men ligtelyk met de vingeren vryven als tot een papje. Wanneer ik voor veele Jaaren deze historie vertelde aan den geleerden Medicyn, de H. van der Schagen,