mentlyk; ja werden ook berooft van de ingeboore [motus peristalticus] t'zamentrekkende beweging, om dat de levensgeesten [spiritus animales] daar ontbreeken.
Ten tweeden, De zelve heeft ook haar oorspronk van verstopping der darmen, welke veroorzaakt kan worden, of door verharde darmsvuyligheden, of door ingeslokte beenderen, en diergelyke andere harde zaken.
Ten derden, Wort dit ongemak veroorzaakt door een inschieting [susceptio seu ingressus] van 't eene in 't andere gedeelte van de darm; deze inschieting neemt haar oorspronk van een verkeerde ingeboore t'zamentrekkende beweging der darmen, of stuyptrekkingen, ja ook van al te groote uytzetting van het gedeelte des darms, of van deszelfs groote toetrekking: waar door het wyder gedeelte van 't gedarmte bequaam is, het nauwer of toegetrokkene te ontfangen, in deze of geene beweging van 't gedarmte.
Ten vierden, bevind ik de oorzaak van deze quaale te zyn een toenyping en sluyting van de darm, welk ik dikmaals zoo toegenepen heb bevonden, dat 'er nauwlyks de kleynste vinger, nog ingeslokte spyze nog winden, daar door gelaten konde worden. Ziet de 73. Figuur.
Ten vyfden, komt dit ongemak zeer veel voor, door toedoen van een darmbreuk.
En eyndelyk ten zesden, mag men ook wel daar byvoegen, een ontsteking van 't gedarmte. Dat dit ongemak zyn oorspronk gehad heeft van verstopte zenuwen van 't gedarmte, in de Huysvrouw van zeker geleerd Man, (welke onlangs in een geheele verstopping van den afgang geduurig braakte, nogtans zonder merkelyke pyne en koortze, vervallen was, waar op de dood schielyk is gevolgt) daar is niet aan te twyffelen. Dat ook het gedarmte van haar beweging stil staat, na dat het, of door verharde darmsvuyligheden, of ingeslokte beenderen, of een andere diergelyke harde stoffe verstopt is, geheugd my tweemaal in gestorvene lighaamen gevonden te hebben. Ten derden, dat dit quaad voortkomt van een inschieting van 't eene in 't andere gedarmte, stel ik vast: Ja ik heb het tweemaal publyk vertoont. Ziet de 74. Figuur. Het eene in 't gedarmte van de Zoon van een Bakker, en 't andere in dat van een Waard, beyde van my uytgesneden, en mede genomen. Deze waren, terwyl zy leefden, met veele quaalen bezet; maar voornamentlyk met pynen in de buyk, en dat een uur of twee na den eeten. Het derde exempel van dit ongemak, heb ik gezien in 't openen van een dood lighaam, in tegenwoordigheyd van den vermaarde Heelmeester Joachim Schrader. Ik heb ook gezegt, de oorzaak van dit quaad te wezen, een toenyping van 't gedarmte. Ziet de 73. Figuur. Want in 't openen van doode lighaamen, heb ik dikmaals ondervonden, dat het gedarmte zoo nauw toegenepen was, dat men 'er geen kleyne vinger door konde krygen. Indien dan in dit