| |
| |
| |
Abraham Vaters Med. Doctor en Hoog-Leeraar in de Ontleedt- en Kruyt-kunde: als mede Lidt der Keyzerlyke en Koninglyke Maatschappy in Duytschlandt en Engelandt,
Brief Aan den zeer Voortreffelyken en Beroemden Heer Fredrik Ruysch,
Med: Doctor en Hoog-Leeraar in de Ontleedt- en Kruyt-kunde: als mede Lidt der Keyzerlyke Maatschappy in Duytschlandt, en van de Koninglyke in Engelandt, en Vrankryk.
Aangaande de kringswyze spier, In den Bodem van de Baarmoeder ontdekt.
| |
| |
Abraham Vaters brief Aan den Heer Frederik Ruysch.
Eerwaardige Oudeling, Doorlugtig en zeer vermaardt Heer, myne Voorstander en Begunstiger, met zo een eerbiedigheydt, als 't betaamt, te vieren en hoog te achten.
ZO groot is de menigvuldigheyt van uwe zeer beroemde verdiensten omtrent de ontleetkunde, en de gehele republyk der geleerden, dat het getal daar van naauwlyks opgetelt kan worden, ja, 't is 'er verre van daan, dat dezelve met waardige loftuytingen genoeg geprezen kunnen werden. Die weergaloze konst, waar mede gy gehele dode menschelyke lichamen weet te bereyden, en in haar natuurlyke en levendige couleur bewaart zynde, te vertonen, en de kleynste vaten der ingewanden en van yder deel met een waschagtige stoffe, tot dezelver uyteyndens toe, op te vullen, daar na te ontwerren, en aan alle voor ogen te stellen, is zodanig, dat alle de geleerden zich daar wel over verwonderen, echter heeft niemant tot dezen dag toe zulks ondernomen na te bootzen. Door hulp van deze zeer uitnemende konst om de [vasa capillaria] haayrige vaten op te vullen en los te maken, hebt gy het ware en oprechte maakzel der ingewanden, namentlyk van de herssenen, lever, milt, nieren, ballen, moerkoek, en andere, 't welk in een dikke duysternisse verborgen lag, aan 't licht gebragt. Door dezelfde konst hebt gy zeer klaar aangetoont, dat 'er geen klieren, van de Autheuren buyten nootzakelykheyt verzonnen, in deze ingewanden gevonden worden, maar dat de eyndens der slagadertjes zonder enig tusschenmiddel, op verscheyde plaatzen in vaatjes van een andere natuur veranderen, dat gevolglyk de bewerking en schyding van verschyde vogten niet zo zeer van de klieren;
| |
| |
als van de verandering van de uyteyndens der vaten, en der zelver verscheydentlyke loop, in de zelfde afhangt. Met een gelyk geluk en behendigheyt hebt gy de lere der klieren, voor dezen zo duyster en verwart, opgeheldert, en voornamentlyk by gelegentheydt in een ontleetkundigen brief aan U Ed: geschreven door den zeer beroemden Heer Boerhaave, het cieraat van de Hollantsche Hoogeschool te Leyden, en van de gehele geleerde waerelt; in 't antwoort op den zelfden hebt gy het onderscheydt aangetoont tussen [glandulae] klieren [acini] korrels, [criptae & lacunae] kuylen, en groeven of sleuven. Deeze laatste, voornamentlyk in de huydt, het borstvlies, buykvlies, hartezakje, enz. voortkomende, en voor klieren gehouden, noemt gy ter eere van den gemelden Heer de Boerhaviaansche sleuven, om dat hy de eerste is geweest, die U Ed, daar van gesproken heeft. Daar en boven hebt gy veele nieuwe, en ten eenemaal verborge zaken, met een gelukkigen uytslag ontdekt, onder welke uytblinken de long-pyps-slagaders, de byzondere Oogrok, de Ruysschenrok daarom genaamt, het beenvlies, en bloetvaten van de gehoorbeenderen, de klapvliezen der watervaten, en meer andere dingen. Want wie dog zou konnen optellen het getal van al 't geen, dat gy door uwen onvermoeyden arbeydt en weergalozen behendigheydt, of nieuwlyks ontdekt, of duydelyker voor 't gezicht vertoont hebt. By deze fraaye, en met een algemeene toejuyching der Geleerde aangenomene vindingen hebt gy onlangs bygevoegt de [musculus orbicularis] ronde of kringswyze spier, in den bodem van een bezwangerde baarmoeder, aangemerkt, den welke gy 't eerst in de 3. Dec. advers. anat. geopenbaart, en ter loops afgeschetst, maar daar na met twee in 't Nederduytsch geschreve verhandelingen, wytlopiger beschreven, en bevestigt hebt. De waarde van deze vinding is in der daad zo groot, dat
ik niet wete, of 'er wel een, zedert een eeuw in 't licht gebragt, by deze vergeleken kan worden, 't zy dat gy de vinding en deszelfs moeyelyke vertoning, of de zeer wyt uytgestrekte nuttigheydt beschouwt, zo dat gy my schynt u zelfs daar in verloren te hebben. Deze spier dan van U Ed ontdekt, en deszelfs uytnement gebruyk in 't afscheyden en afstoten van de moerkoek uyt de baarmoeder, met behoorlyke bewysredenen in uwe gemelde verhandelingen aangetoont zynde, is 't niet nodig, dat men na dezen over 't afhalen van de nageboorte zo bekommert is. Wanneer de moerkoek niet terstont op 't baren volgt, moet men veel minder toestaan, dat dezelve met gewelt, 't zy met een geweldige trekking van de navelstreng, of met de handt binnen in de baarmoeder gestoken, daar van afgerukt wort. Ey lieve, wat gebeurt het menig- | |
| |
malen, dat de Kraamvrouwen, gelukkig genoeg verlost zynde, des niet tegenstaande door overkomende overmatige [haemorhagiae] bloetstortingen, [febres putridae] rottige, en [purpuratae S. purpurae] purper of blutskoortzen, het leven met de doodt verwisselen, zeer dikmaals om geen andere oorzaak, als een harde afrukking van de moerkoek, en zware scheuring des baarmoeders, door de hant van een onvoorzigtige vroetvrouw verwekt, en deszelfs ontsteking en 't vuur daar op gevolgt. Want dit is de manier van zommige vroetwyven, dat ze, 't welke niet minder een onwetenheydt als een barbaarsche stoutheydt is, wanneer de moerkoek niet aanstonts en gelyk als in een ogenblik op de baring volgt, zonder enige vertoeving hare wrede handen door de nog openstaande mont des baarmoeders insteken, en met de baarmoeder te krabben en te scheuren, trekkenze door hare scharpe nagelen de moerkoek zomtydts met kragt en gewelt, en aan stukken af. Evenwel schynt de raadt niet ten enemaal veroordeelt te moete worden, die de Autheuren geven, en die gy zelfs, zeer uytmuntend Heer, gelyk ge bekent, voor de
ontdekking van de Moerspier goetgekeurt hebt, waar by zy aanraden, dat, wanneer de zagtere hulp-middelen om de vastzittende Moerkoek van de Baarmoeder af te scheyden en uyt te halen niets helpen, en te vergeefs aangewent zyn, de Vroetvrouw de handt in de Baarmoeder gestoken hebbende, haar vlyt aanwende, om dezelve voorzigtig te schyden, of, zo dit niet voldoet, de zelfde te doorboren en door te steken. Want de scheuring van de Moerkoek brengt niets quaats by, maar de reden leert, dat ze liever wegens het daar door uytgestorte bloet, van binnen stilstaande, slap wordt, en ligter afscheydt. Dog de droevige ervarentheydt leert dat de Vroetvrouwen dikmaals aanstonts met gewelt de Moerkoek met de handt aftrekken, verzuymende zelfs de zagtere middelen, gelyk daar zyn matige trekkingen en buygingen van den navelstreng, vryvingen en smeringen van den buyk, stovingen, darmspuytingen, niespoeders, enz. het gebeurt dan zeer dikmaals, dat zommige van haar, ja de meeste, de ontleetkundige wetenschap van de plaatzing der deelen niet hebbende, de Baarmoeder daar door met hare nagels zwaar quetzen, ende aldus tot de zwaarste ziektens, en de doodt zelfs gelegentheydt geven. Derhalven oordele ik, volgens uwe vinding, dat het vyliger is, de Moerkoek in de Baarmoeder te late zitten, als met deszelfs geweldige afrukking haar te beledigen, om dat 'er hier van meer quaadt te vreezen is, als van de nablyving van de Moerkoek. Ik zie waarlyk niet, wat gevaars 'er van de voor een tyt lang nageblevene Moerkoek, boven 't hooft hangt, voornamentlyk dewyl de baarmoeder, door behulp
| |
| |
van de kringswyze Spier, van U, zeer beroemde Heer, ontdekt, de zelve door zyn eige poging voortdryven kan. Dit leren ons de van u aangemerkte voorbeelden, waar in de moerkoek, die in den beginne op geenerly wyze konde afgehaalt worden, maar na dat de kraamvrouwen te bedde ter ruste geleydt, en door versterkende middelen wat verquikt waren, enigen tydt daar na van zelfs te voorschyn quam. Gy verzekert ons, dat het u van gelyke gemeenlyk gebeurt is, dat de moerkoek vele dagen, weken en maanden lang in de baarmoeder nagebleven zynde, echter eyndelyk gelukkig uytgedreven is. Voorts bevestigt gy dit door uwe wydtuytgestrekte practyk, waar in gy betuygt, dat 'er in den tydt van vyftig Jaren, zo lang gy over het Hoog-leerampt in 't onderwyzen van de vroedtvrouwen, u 't eerste aanbevolen, gestelt zyt geweest, geen een barende vrouw door het byblyven van de nageboorte gestorven is. My zelfs zyn ook zodanige voorbeelden bekent, dat de moerkoek na de tydt van enige dagen en weken, nu bedorven zynde, met stukken en brokken uytgevallen is, zonder verlies van 't leven en gezontheydt, maar alleen door een gestadig gebruyk van [remedia uterina] Moermiddelen, zynde balsemagtige en [resolventia] verdryvende, de ontsteking des baarmoeders en de verrotting tegenhoudende. Ja zelfs toont gy niet alleen met genoegzame bewyzen, dat die verrotting daar van niet te vreezen is; maar dit bevestigen ook de [molae] misdragten zelfs, uyt de stukken van de nageboorten in de baarmoeder nagebleven, voortgebragt, en een langen tydt daar in gedragen. Eyndelyk ben ik gewisselyk verzekert, dat dit buyten allen twyfel is, dat de misdragten voornamentlyk haar oorspronk nemen van de geweldige aftrekking des moerkoeks, en datze derhalven 't allerbest kunnen verhoet worden, indien de afdryving van de nageboorte volgens uwen raadt aan de natuur wordt overgelaten, en 'er een genezing door verwagting, gelyk gy verstandiglyk
uytdrukt, wort aangewent. Om kort te gaan, en maar een woort te gebruyken, de kringswyze spier des baarmoeders, die nadezen met regt de Ruyschiaansche genaamt moet worden, is van zo veel waardy en nuttigheydt, dat 'er geen van alle vindingen onzer eeuw boven dezelve gestelt kan worden. De gehele nakomelingschap, zeer beroemde Heer, zal U wegens des zelfs vinding verpligt zyn, en een onsterffelyke lof en dankbaarheydt toebrengen, om dat deze spier ontdekt, en uw zeer heylzame raadtgevingen en omzichtigheden, die gy in de meermaals gepreze verhandelingen verschaft hebt, waargenome zynde, onttelbare kraamvrouwen behouden zullen kunnen worden, die anderzints door een gewisse doodt van 't leven berooft zoude worden. Maar nu ga ik tot andere zaken over.
| |
| |
Van geen minder belang is de ontleding der [plantae sive vegetabilia] gewassen, die gy met een wonderbare fynigheydt en een ongelooflyke gaauwigheydt behandelt, waar door gy de bladeren en verscheyde vrugten der gewassen ontbindt, en de allerklynste pypies derzelver losgemaakt hebbende, voor ogenstelt, en aldus een overeenkomst tusschen den [circulatio] omloop van de zappen der dieren en gewassen, en tusschen de [nutritio] voeding, en [secretio] schyding aantoont. Ik hebbe my hier over niet alleen verwondert in de afbeeldingen der vrugten namentlyk van een peer, persik en appricoos, ontbonden of ontwart, en met hare [vasa succosa & pulposa] zappige en moezige vaten in de 1. tafel van de Thesaur. Anat: Max. en in de 2. 3. en 9. fig. van de 2. tafel van de Adversar. anat: dec: 3. aangewezen zynde, maar 't mag my ook gebeuren door uwen ongehoorde beleestheydt dit in de bereydingen van verscheyde bladeren, de knoppen van de bloemen van [malva] kaasiesbladen, en een peer door uwe zeer konstige hant op 't keurlykste uytgewerkt, en my tot een verering toegezonden, te bespiegelen en myne ogen te verlustigen. In verwondering opgenomen zynde sta ik verstelt, zo menigmaal als ik deze zaken beschouwe, en ik kan my ook niet genoeg verwonderen over die stantvastige, en boven de zestig Jaren volharde, onuytsprekelyke naarstigheydt, het ongelooflyke gedult, en uwe verbazenden arbeydt, dien gy in deze fynigheden te doorsnuffelen en te ontdekken, aangewent hebt. 't Gaat waarlyk alle verwondering te boven, dat een oudt man, by de negentig Jaaren oudt, en by na een eeuw geleeft hebbende, zich nog kan toeleggen op de bespiegelingen van zulke zeer fyne zaken, waar toe een Jeugdig en scharp gezicht naauwlyks in staat is. Zo is 't Eerwaarde Oude Heer, dat de almagtigen Godt, tot wiens roem gy in de
wonderbare werken der natuur te verbryden, alle uwe pogingen schikt, en aan wien gy wilt dat men alle die dingen dank te wyten heeft, u tot een wonder van onze eeuw heeft willen stellen, waar over de gehele geleerde waerelt zich verwondert, maar na verdienste zich niet genoeg verwondere kan. Want door uwen onvermoeyde vlyt, en gestadigen arbeydt, ontdekt gy de verborgenste dingen, en brengtze uyt den afgront van verborgentheydt in 't ligt, en aldus verrykt gy van dag tot dag de ontleetkunde met nieuwe vindingen. De zeer vermaarde Heer Rittmyer, by Uw een zeer beroemd Doctor en Practizyn in de Medicyne heeft my onlangs in een brief bekent gemaakt, dat gy niet lang geleden zommige nieuwe, en zeer aanmerkenswaardige zaken in de ontleding der gewassen ontdekt hebt, en in haar binnenste oppervlakte een overeenkomst van de [Cryptae S. lacunae
| |
| |
Boerhavianae] Boerhaviaansche groeven of holtens vertonen kunt, Een vierige begeerte hebbende, om deze byzondere zaak grondig te weten, heb ik niet kunnen nalaten in dezen brief, met u verlof, aan u geschreven met een billyke onderdanigheydt u te verzoeken, gy wilde myn verzoek, volgens uwe gunst jegens my, plaats geven, en die nieuwe vindingen tot gebruyk der Ontleederen en Kruydtkundigen in 't kort aan 't ligt brengen.
Vergun my eyndelyk en voor 't laaste, dat ik u nog eene zwarigheydt, die my in twyffel houdt, omtrent de Baarmoeder van een bevrugte Vrouw openbare. Ik hebbe in myne verhandeling in 't voorgaande jaar aangaande een bevrugte Baarmoeder in 't ligt gekomen, de spongieuse sinueuse, en celluleuse zelfstandigheydt van een bevrugte Baarmoeder, uytgelegt, en dezelve, gelyk ik ze in 't voorwerp zelfs gevonden heb, met een figuur laten uytdrukken. Deze kronkelige en celluleuse [sinus S. lacunae] holletjes of groefjes, gelyk ik aldaar aangetekent hebbe, hebbe niet alleen alle onder malkanderen gemeenschap, en maken de gehele Baarmoeder, gelyk een spons, vol met gaten, of holle, maar komen ook met de groefjes en holletjes, binnen de holligheydt van de Baarmoeder opstaande, over een, zo dat de binnenste oppervlakte van de Baarmoeder, in zyn gehelen omtrek, even zo spongieus en vol gatig verschynt, als de Baarmoeder in haar zelfstandigheydt. Om dat deze holtens in den gehelen omtrek van de oppervlakte, bevonden worden na de holligheydt van de Baarmoeder open te staan, is 't te verwonderen, hoe 't komt, dat daar door het bloet, door de groeven des Baarmoeders rondom gelopen hebbende, niet in de holte des Baarmoeders uytvloeyt, nademaal nogtans de Moerkoek alleenlyk op eene plaats aan de Baarmoeder vast gehegt is. Ik hebbe toen in 't gemelde tractaat. P. 1. Thes. 5. deze zwarigheydt bygebragt, en ik hebbe geoordeelt, dat men die te boven konde komen, zo men vast stelde, dat de overige kleynder groeven, waar aan de Koek niet vast gehegt wort, mogelyk vezelen ontfangen, uyt den omtrek van 't vlies [chorion] voortgebragt, nademaal het met de reden niet over een schynt te komen, dat dezelfde niets ontfangen, om dat het bloet anderzints nootzakelyk daar uyt zou gestort worden. Daar en boven heb ik 'er nog bygevoegt, dat misschien door deeze vezelen, zynde door de overige groeven in 't Baarmoeders bloet
gedompelt, het lymige zap na het vlies amnion toe gebragt kan worden om dat 'er anderzints van den oorspronk van dit vogt, en van de wegen niet zekers blykt. Edog alle deze zaken voldoen my geenzints, om dat ze op enkele gissingen steunen. Want ik zie geen
| |
| |
reden, waarom op deze wys de Moerkoek in den gehelen omtrek van de [secundina] nageboorte niet voortgebragt wort. Tot nog toe is my geen gelegentheydt voorgekomen, om een bevrugte Baarmoeder, digt voor den tydt van 't baren te bezien; en de rype vrugt in zyn woonplaats, met de nageboorte nog omwonde, te beschouwen, op dat ik onderzoeken konde, hoedanig de gesteltenis dezer holtens is, en of ze iets, en wat ze bevatten? Derhalven zoude ik van U Ed: zeer uytmuntende Heer, gaarne weten willen, wat gy in die zaak aangemerkt hebt. By aldien ik zulks van U Ed: verkregen zal hebben, zal ik U Ed: grotelyks verpligt zyn.
Ondertusschen bidde ik den groten goeden Godt ootmoediglyk voor uwe gezontheydt en welvaart, de Almogende, die alles bestiert, bewaart en schikt, wil U, Prince der ontlederen, en doorlugtig cieraadt van de geleerde waerelt, nog lange jaren gezont en welvarent doen zyn, en Nestors ouderdom verlenen. Voor 't overige, verzoek ik, zeer gedienstig, dat gy my, gelyk tot dus verre, alzo in toekomende, in uwe gunst, en vrientschap houde, en verzekert zyt, dat ik in eerbiedt en hoogachting omtrent U ED: niemant wyke, die ben, en blyven zal
Een vierder en gestadige hoogachter van Uwe zeer beroemde en wytvermaarde Naam.
Abr. Vater.
D. en P.P.
Geschreven in myn bevlytkamer, te Wittenberg in Saxen, den een en twintigste van Wynmaant in 't Jaar 1726.
|
|