zyn geweest tot het wateren, dewelke zoo zwaar waaren, dat zulks door de gezegde vereeniging onverhindert heeft kunne geschieden.
II. Dat de uyt het lighaam hangende zwaare klomp, en niet anders als de Baarmoeder verbeeldende, om de menigte en de groote van de steenen, geen oneffentheyd, nog andere form aangedaan had: want de oppervlakte was zeer egaal, en de figuur van de Baarmoeder natuurlyk: ziet de i. Figuur.
III. Het is te verwonderen, dat alle deze steenen byna van dezelve form waren, en zoo effen van oppervlakte, als of zy gepolyst waren; gelyk in de 2. Figuur vertoond werd.
IV. Dat de wonde, schoon dezelve door het vliezige gedeelte gedaan was, tot de geneezing gekomen is, door welke het water of pis gestadig uytvloeyde.
V. Men moet ook aanmerken, dat alle de steenen niet in dat gedeelte van de blaas, het welke de baarmoeder beslaande, te gelyk uyt het lighaam hing, gehangen hebben: want het zelve was niet wyt genoeg om de groote en 't getal der steenen te bevatten; maar dat 'er eenige in de operatie van een hooger en dieper gedeelte van de blaas afgezakt zyn, is niet te twyfelen.
VI. Dat het is een ongehoorde steensnyding, en dat met een goed succes in zoo een oude Vrouw in 't werk gestelt; in de Vrouwen worden wel de steenen afgehaalt door het verwyderen van de pis-canaal [urethra], maar het is zeer raar, dat zulks geschied door een snyding in de blaas.