leelyk en afschuwlyk blaauw weezen aangenomen. Eyndelyk verscheyde flauwtens daar by komende, heeft zy het teven met de dood verwisselt.
In het doode lighaam heeft men door de ontleeding de navolgende zaaken ontdekt. De spieren van de buyk (die na de regul van de natuur op elkander teggen, en zeer vast aan een zyn gehegt) waren hier zoo los aan een gehegt, dat men met de vingeren alleen, en met ligte moeyte dezelve van een koude scheyden; het welk ik meermaalen aangemerkt heb in lighaamen die aan de waterzugt gestorven zyn.
De wateragtige [latex aquosus] vogt in de buyk onthouden, als 't op 't vuur gezet wierd, verdikte het als in gedaante van Lil [Lympha.] Al het vet van 't lighaam was verteert, het buykvlies verdikt, het net scirrheus en verhard. Het gedarmte was door het lang vasten vernauwt en in een getrokken. De zaadvaten waren zoo uytgerekt, dat men een schryfpen daar ligtelyk in konde brengen; het welk ik noyt voorheen in maagden, maar dikwils in zwangere Vrouwen ondervonde hebbe.
De vliezen die de lever en nieren omvangen, waren zeer verhard en verdikt; de galblaas was bykans leedig, en de long aan 't borstvlies [pleura] vastgegroeyt. Het herte grooter als na gewoonte. Het water, dat in 't hertezakske [pericardium] geslooten is, veel meerder, en op 't vuur gezet, verdikte het. De regter nier was omgekeert, gelyk als de 19. Figuur vertoont.
In eenig gedeelte van de long, vond ik een hoop van doorschynende blaasjens, door de lugt uytgezet, en zoodanig verstopt, dat ik door een ligte drukking dezelve van de lugt niet konde ontlasten. De voortgedrevene wind door de longe-pyp, ondervond ik dat geen verder gemeenschap hadde met deze uytgespanne blaasjens, om derzelver verstopping. Na een harder aandrukking van wind door de longe-pyp, braken eenige van de gezegde blaasjens aan stukken. De andere met een punct van een naaldje doorboort zynde, lieten de wind uyt, en zyn toegevallen. Ziet de 20. Figuur.