XVIII. Aanmerking
Een hayragtig gezwel in het Net gevonden.
Anno 1683. hebben wy het doode lighaam van zekere Vrouw geopent, die nu al voor 15 Jaaren waterzugtig geweest was; waar door deszelfs buyk, over de drie ellen lang gespannen was; en hebben bevonden, dat de bloedvaten die daar over liepen, een groote schryfpen in dikte en wydte overtroffen. In alle die Jaaren had deze patient veele ellenden uytgestaan.
Eyndelyk na veele, ja wel onlydelyke pynen, krygtze het vuur boven de navel, 't welke gescheyde zynde, vloeyde 'er met groot gewelt een vogt uyt, dat in de buyk geslooten was, zonder merkelyke stank. Mr. Abel vander Horst, in de Heelkonst wel ervaare, heeft door bandagies en klevende pleysters de verdere toevloet tegengehouden: en op dat het op verscheyde reyzen uytgang geven zoude aan deze vogt, heeft hy alle vier uuren een behoorlyke quantiteyt daar uyt gelaaten. Deze vogt eenige weynige uuren na de deurbreking, heeft zoodanige stank aangenomen, dat niemand dezelve konde verdragen. Vier of vyf dagen na de opening, is deze ellendige gestorven. Tot het openen van 't lighaam hebben de naaste bloedvrienden ons gelegentheyd gegeven.
In het Net een vinger dik, en vleezig, en vast aan 't buykvlies [peritonaeum] zittende, hebben wy gevonden een gezwel een vuyst groot, welk na de lengte geopent zynde, vloeyde daar eerst een weynige witte papagtige stoffe uyt, zonder eenige stank. Van deze stoffe ontlast zynde, vonden wy niets anders als een harde klouwe, bestaande uyt verwerde en in een gekrulde hayren ziet de 18. Figuur.
Deze hayren waren van verscheyde langte, eenige waren een vinger lang, andere overtroffen een span.
Deze gezegde hayren door een vergrootglas [microscopium] gezien, bevond ik in 't geheel overeen te komen mee de hayren van 't hoofd, als alleen dat zy niet voorzien waren van eenige wortels. In het verdere gedarmte heb ik niets aanmerkenswaardig aangemerkt.