worden voortgebragt wormen, van gedaante onder malkanderen, zeer verschillende, ja zodanig met alle andere ooyt in de waerelt gevonde wormen strydende, dat men diergelyke buiten s'menschen lichaam nergens ontmoet; ondertusschen zyn 'er zommige van deze, dewelke tot een lengte van zeer vele ellen uytgestrekt worden. Dat zy derhalven in 't zelfde lichaam geboren zyn, is zeer waarschynlyk. Maar 't gevoelen der gener, die meenen dat de wormen uyt doorgeslokte eyertjes van zodanige gediertens voortgebragt worden, zou mogelyk niet zeer aannemelyk schynen.
Ondertusschen dit diertje, 't welke dit meysje uytgespogen hadde, is eerst uyt haar gekomen, na datze een langen tydt ongezont was geweest, te vore altydt over een zwaarte van de maag geklaagt, en nooyt een volkome gezondheydt genoten hebbende.
En of schoon waaragtig is, dat 'er door lichtgeloovigheyd van veele, allerley ongehoorde zaken voor waarheden gehouden en verdicht worden, blykt het nogtans zekerlyk, dat 'er dagelyks dingen aangemerkt worden, na wonderen zeer gelykenende; onder welke ik oordele dit diertie gerekent te moete worden, dat zich door een veelverwige, witte en zwarte couleur, en een levendige beweging kennen liet.
Nog meer verwondering verwekt de beschouwing van dat diertie in een mensch geboren, 't welk in myn negende anatomisch cabinet afgetekent, en in myn rariteyt kamer te zien is; om dat het voorzien was met een streng, na de navelstreng gelykenende, ja ook om dat het in een zeker lichaam verborgen was, zeer wel met de natuur van een papgezwel overeenkomende, 't welk in plaats van een moerkoekie scheen te verstrekken; de waarheydt van de zaak blykt door 't zien en wordt bevestigt door de daarbygevoegde verklaringen.
Ondertusschen moet men niet denken, dat dit diertie, waar van ik eerst gesproken hebbe, van 't meysje ingeslokt zynde, binnen 't lichaam gekomen is, gelyk mogelyk iemant zou vermoeden: want 't was fris en gezont; nogte het beweegde zich niet met te kruypen als een slek, maar dan lichte het zich opwaarts, dan nederwaarts: zy hadde ook te voore en te gelyk bloet gebraakt, daar en boven was ze lang ziek geweest, 't zoude ook niet in de maag in 't leven hebbe kunne blyven, maar lang doodt geweest zyn, gelyk men in de meeste dierties of visjes ziet, dewelke wanneer ze levendig ingeslokt worden, kort daarna sterven in een woonplaats, onbequaam om 't leven te behouden.
Ik zie wel, dat hier de leere, hedendaags van alle voor onwrikbaar gehouden, aangaande de geboorte van alle dieren uyt een ey, kan worde tegengeworpen, maar dat raak ik op dezen tydt met aan: want dat zoude my al te verre van myn voornemen afleyden. Hy, die daar